21 Vervoer en reiskosten
De meeste
werknemers reizen voor hun werk. U kunt hierbij denken aan woon-werkverkeer
(bijvoorbeeld naar kantoor), andere zakelijke reizen (bijvoorbeeld naar
klanten) of reizen voor een opleiding die uw werknemer voor zijn werk volgt.
Als werkgever kunt u de kosten voor deze reizen vergoeden. U kunt er ook op een
andere manier voor zorgen dat uw werknemer deze reizen voor zijn werk kan
maken, zoals een auto aan hem ter beschikking stellen of treinkaartjes aan hem
verstrekken.
In dit
hoofdstuk krijgt u informatie over vergoedingen en verstrekkingen voor het
reizen door uw werknemer. Ook vindt u informatie over het ter beschikking
stellen van vervoermiddelen, -bewijzen, -abonnementen en parkeergelegenheid.
Let op!
Maakt u
gebruik van de werkkostenregeling? Dan gelden
hiervoor soms gerichte vrijstellingen of nihilwaarderingen.
In andere gevallen kunt u ervoor kiezen om de vergoeding of verstrekking in uw
vrije ruimte onder te brengen, tenzij deze ongebruikelijk is (zie paragraaf 4.2).
De volgende
onderwerpen komen aan bod:
21.1 Reizen met een eigen auto, motor, (brom)fiets
enzovoort
Deze
paragraaf gaat over de volgende onderwerpen:
21.1.1 Onbelaste vergoeding van maximaal € 0,19
per kilometer
Uw werknemer
gebruikt een eigen vervoermiddel voor reizen voor het werk. U mag uw werknemer
voor deze reizen een onbelaste vergoeding betalen van maximaal € 0,19 per
kilometer. Onder de werkkostenregeling is dit een
gerichte vrijstelling. U moet de vergoeding dan wel aanwijzen als eindheffingsloon, bijvoorbeeld door deze in uw
administratie op te nemen als eindheffingsloon. Het
maakt geen verschil of uw werknemer het vervoermiddel gebruikt voor woon-
werkverkeer of ander zakelijk verkeer.
Het is niet
van belang met welk privévervoermiddel uw werknemer reist. Als uw werknemer
bijvoorbeeld 8 kilometer van zijn werk woont en dagelijks met zijn fiets of
bromfiets naar het werk reist, mag u maximaal € 0,19 per kilometer
onbelast vergoeden. Kilometers voor woon-werkverkeer zijn zakelijke kilometers.
Onder woon-werkverkeer vallen ook de kilometers die uw werknemer in de loop van
een werkdag rijdt tussen de plek van het werk en zijn woning, bijvoorbeeld de
kilometers om thuis te lunchen.
De onbelaste
vergoeding van € 0,19 per kilometer geldt niet voor:
Voorbeeld 1
Uw werknemer
reist voor zijn werk van maandag tot en met woensdag met uw personeelsbusje
vanaf de opstapplaats naar een vaste plek. Hij reist met zijn eigen auto van
zijn woning naar de opstapplaats (afstand 9 kilometer). Op donderdag en vrijdag
reist hij met zijn eigen auto van zijn woning naar deze vaste plek (afstand 42
kilometer), omdat op die dagen het personeelsbusje niet beschikbaar is. Op
vrijdag moet hij 10 kilometer omrijden om zijn kind naar de crèche te brengen.
U mag uw
werknemer dan de volgende onbelaste reiskostenvergoeding betalen:
Omdat de omrijkilometers op vrijdag privé zijn, is een vergoeding
hiervoor loon van uw werknemer. Als u gebruikmaakt van de werkkostenregeling,
mag u dit loon ook als eindheffingsloon onderbrengen
in uw vrije ruimte.
Voorbeeld 2
U hebt aan
uw werknemer voor heel 2014 een personenauto ter beschikking gesteld. Hij heeft
ook een eigen auto. Hij rijdt met zijn eigen auto in 2014 400 zakelijke
kilometers. Als uw werknemer uit privéoverwegingen zijn eigen auto gebruikt, is
een vergoeding daarvoor belast. Als uw werknemer om zakelijke redenen zijn
eigen auto gebruikt (bijvoorbeeld omdat de auto van de zaak voor een
onderhoudsbeurt in de garage is), mag u hem een onbelaste vergoeding van
maximaal € 0,19 per kilometer betalen.
21.1.2 Vaste vergoeding
U mag uw
werknemer een vaste, onbelaste vergoeding geven (onder de werkkostenregeling
is dit een gerichte vrijstelling) als hij voor zijn werk naar een vaste plek
reist. U moet dan wel voldoen aan de voorwaarden (zie paragraaf 4.6.1).
De hoogte
van de vaste vergoeding kunt u baseren op het aantal keren in een jaar dat uw
werknemer zijn zakelijke reizen vermoedelijk aflegt en de lengte van die
reizen. U moet de vergoeding aanpassen als de omstandigheden veranderen,
bijvoorbeeld als uw werknemer verhuist of op minder dagen gaat werken.
Voor het
bepalen van de hoogte van de vaste onbelaste vergoeding kunt u kiezen uit 2
methodes.
Methode 1
Een
werknemer reist bij deze methode in een jaar vermoedelijk in minstens 36 weken
voor zijn werk naar een vaste plek. Voor de berekening van de vaste onbelaste
vergoeding gaat u uit van 214 werkdagen in een jaar. Hierbij is al rekening
gehouden met kortstondige afwezigheid wegens vakantie, ziekte en verlof. Als u
aannemelijk kunt maken dat het aantal dagen van 214 hoger is (ten minste 25%),
mag u uitgaan van het hogere aantal dagen.
Het aantal
werkdagen vermenigvuldigt u met het totale aantal kilometers per dag. Het
totale aantal kilometers voor een jaar vermenigvuldigt u met de onbelaste
kilometervergoeding van maximaal € 0,19. Voor de vaste vergoeding per
maand of per week deelt u de uitkomst door 12 of 52.
U moet deze
methode naar evenredigheid toepassen voor werknemers die maar een aantal dagen
per week naar een vaste plek reizen, bijvoorbeeld door deeltijd.
U mag de
vaste reiskostenvergoeding doorbetalen tijdens maximaal 6 aaneensluitende weken
waarin uw werknemer afwezig is. Als u langdurige afwezigheid van uw werknemer
verwacht, mag u de vaste onbelaste reiskostenvergoeding nog uitbetalen tijdens
de lopende en de eerstvolgende kalendermaand. U mag de reiskostenvergoeding
daarna pas weer betalen vanaf de maand na de maand waarin de werknemer weer
gaat werken.
Voorbeeld
Een
werknemer heeft griep en hij meldt zich ziek op 20 maart. Hij is net 1 week aan
het werk, als hij op 5 april van de trap valt en zijn been breekt.
Daardoor kan de werknemer vermoedelijk 2 maanden zijn werk niet doen. Op
5 augustus is de werknemer hersteld en hervat hij zijn werkzaamheden.
Op
20 maart is er sprake van korte afwezigheid; u mag de vaste reiskostenvergoeding
onbelast doorbetalen. Op 5 april is langdurige afwezigheid te
voorzien. U mag dan de vaste reiskostenvergoeding over april en mei nog
onbelast uitbetalen, maar daarna is tot en met augustus de vaste
reiskostenvergoeding belast als loon van de werknemer. Als u gebruikmaakt van
de werkkostenregeling, mag u dit loon ook als eindheffingsloon onderbrengen in uw vrije ruimte. Pas vanaf
1 september kan de werknemer weer een onbelaste vaste
reiskostenvergoeding krijgen.
Nacalculatie
Bij een enkelereisafstand van meer dan 75 kilometer van de woning
of verblijfplaats naar een vaste plek voor het werk, is nacalculatie verplicht.
Hierbij moet u vaststellen of de vaste kostenvergoeding overeenkomt met het
werkelijke aantal woon-werkkilometers in het kalenderjaar
maal maximaal € 0,19 per kilometer. Variabele kilometervergoedingen kunt u
daarbij eventueel salderen (zie paragraaf 21.1.4).
Een bovenmatig deel van de vergoeding moet u tot het loon rekenen of moet uw
werknemer aan u terugbetalen. Als u gebruikmaakt van de werkkostenregeling,
mag u dit loon ook als eindheffingsloon onderbrengen
in uw vrije ruimte.
De
nacalculatie doet u aan het einde van het kalenderjaar, of in het loontijdvak
dat volgt op de maand waarin de dienstbetrekking eindigt, als dat tijdens het
kalenderjaar gebeurt. Een vaste kostenvergoeding met nacalculatie mag ook voor
regelmatige reizen naar andere plekken dan de vaste plek waar hij werkt.
Methode 2
Als uw
werknemer niet altijd naar een vaste plek reist voor zijn werk, mag u de vaste
reiskostenvergoeding ook volgens een ruimere methode vaststellen. Voor methode
2 gelden de volgende uitgangspunten:
In de
volgende situaties moet u het aantal werkdagen (214) en reisdagen
(128) naar evenredigheid toepassen:
Voorbeeld 1
Uw werknemer
werkt in 2014 op 2 dagen per week. De enkelereisafstand
van zijn woning naar de vaste plek voor zijn werk is 25 kilometer. De vaste
onbelaste reiskostenvergoeding is dan voor het hele jaar maximaal 85 dagen (2/5
x 214) x 50 kilometer x € 0,19 = € 813,20. Per maand kunt u uw
werknemer voor deze reizen een vaste onbelaste vergoeding betalen van
€ 67,77, als hij in 2014 op minstens 51 dagen (2/5 x 128) naar de vaste
plek reist.
Voorbeeld 2
Uw werknemer
werkt in 2014 op 5 dagen per week. De enkelereisafstand
van zijn woning naar de vaste plek voor zijn werk is 25 kilometer. De vaste
onbelaste reiskostenvergoeding is dan voor het hele jaar maximaal 214 dagen x
50 kilometer x € 0,19 = € 2.033. Per maand is dat € 169,42.
Uw werknemer
wordt op 15 juli 2014 langere tijd ziek. Per
1 september 2014 stopt u de vaste reiskostenvergoeding. Op
1 december 2014 gaat uw werknemer weer aan het werk en vanaf
1 december 2014 betaalt u de vergoeding weer. Volgens deze regeling
moet uw werknemer voor de vaste onbelaste vergoeding van € 169,42 per
maand in de periode januari tot en met augustus 2014 op minstens 85 dagen (8/12
x 128 dagen) naar de vaste plek reizen en in december 2014 op minstens 10 dagen
(1/12 x 128 dagen). Als uw werknemer hieraan niet voldoet, mag u maximaal
€ 0,19 per kilometer onbelast vergoeden over de werkelijk afgelegde woon-werkkilometers. Voor eventueel te veel gegeven vaste
onbelaste vergoedingen moet u correcties insturen. Als u gebruikmaakt van de werkkostenregeling, mag u dit loon ook als eindheffingsloon onderbrengen in uw vrije ruimte.
21.1.3 Vergoeding totale autokosten
Hebt u
afgesproken om de totale kosten (inclusief de afschrijving) van de eigen auto
van uw werknemer te vergoeden, dan gelden de regels voor een auto die u aan uw
werknemer ter beschikking hebt gesteld. Dat is ook zo voor een auto die uw
werknemer heeft geleased en waarvan u de kosten vergoedt. Het maakt daarbij
niet uit of uw werknemer u een vergoeding betaalt voor het privégebruik van de
auto (zie paragraaf 21.3
en 21.4).
21.1.4 Vergoeding hoger dan € 0,19 per kilometer
en andere vergoedingen
U maakt gebruik van de werkkostenregeling
Als u aan uw
werknemer voor reizen met een eigen vervoermiddel meer vergoedt dan € 0,19
per kilometer, is de vergoeding boven die € 0,19 loon van de werknemer.
Maar u mag dit loon ook als eindheffingsloon
onderbrengen in uw vrije ruimte.
Variabele
kilometervergoedingen
Bij
variabele kilometervergoedingen mag u per werknemer het gemiddelde nemen van de
betaalde kilometervergoedingen om te bepalen of de vergoeding gemiddeld meer is
dan € 0,19 per kilometer. Dat mag alleen als u schriftelijk hebt
vastgelegd dat hogere kilometervergoedingen ook bedoeld zijn voor reiskosten
waarvoor u een lagere kilometervergoeding hebt gegeven dan € 0,19. U kunt
de regeling bijvoorbeeld vastleggen in een aanvulling op de (collectieve)
arbeidsovereenkomst of uw vergoedingsregeling.
U berekent
het gemiddelde van de hogere kilometervergoedingen en de lagere
kilometervergoedingen in december van het lopende kalenderjaar. Als de
dienstbetrekking in de loop van het kalenderjaar eindigt, moet u het gemiddelde
van de hogere en lagere kilometervergoedingen berekenen in de maand waarin de
dienstbetrekking eindigt. In de maand waarin u het gemiddelde berekent, moet u
ook loonheffingen betalen als er sprake is van loon van de werknemer. Maar u
mag dit loon ook als eindheffingsloon onderbrengen in
uw vrije ruimte.
Voorbeeld
U betaalt
aan uw werknemer in 2014 de volgende kilometervergoedingen voor reizen voor het
werk:
Berekening
van het loon in december 2014:
Let op!
Als u vanaf
1 januari 2014 voor het eerst gebruikmaakt van de werkkostenregeling
en u in 2013 gemiddeld meer dan € 0,19 per kilometer vergoedde, geeft u
het loon over 2013 aan in de aangifte over het 1e aangiftetijdvak van 2014.
Andere
vergoedingen
Vergoedingen
voor reiskosten die u naast de € 0,19 per kilometer betaalt, zijn loon.
Dat zijn bijvoorbeeld vergoedingen voor parkeer-,
veer- en tolgelden, voor (extra) afschrijving en slijtage van de auto, voor het
inbouwen van een carkit, voor extra benzineverbruik
door een aanhangwagen of voor schade aan de auto. Informatie over de vergoeding
van een parkeergelegenheid vindt u in de paragraaf Parkeergelegenheid (zie
paragraaf 21.10).
U mag dit loon ook als eindheffingsloon onderbrengen
in uw vrije ruimte.
Let op!
Navigatieapparatuur
valt onder de regeling voor computers (zie paragraaf 20.2.9).
U mag navigatieapparatuur onbelast ter beschikking stellen (nihilwaardering)
als uw werknemer deze voor 90% of meer zakelijk gebruikt. Een vergoeding of
verstrekking van navigatieapparatuur is loon van de werknemer. Maar u mag dit
loon ook als eindheffingsloon onderbrengen in uw
vrije ruimte.
U maakt gebruik van vrije vergoedingen en
verstrekkingen
Als u aan uw
werknemer voor reizen met een eigen vervoermiddel meer vergoedt dan € 0,19
per kilometer, is de vergoeding boven die € 0,19 loon van de werknemer.
Variabele
kilometervergoedingen
Bij
variabele kilometervergoedingen mag u per werknemer het gemiddelde nemen van de
betaalde kilometervergoedingen om te bepalen of de vergoeding gemiddeld meer is
dan € 0,19 per kilometer. Dat mag alleen als u schriftelijk hebt
vastgelegd dat hogere kilometervergoedingen ook bedoeld zijn voor reiskosten
waarvoor u een lagere kilometervergoeding hebt gegeven dan € 0,19. U kunt
de regeling bijvoorbeeld vastleggen in een aanvulling op de (collectieve)
arbeidsovereenkomst of uw vergoedingsregeling.
U mag het
gemiddelde van de hogere kilometervergoedingen en de lagere
kilometervergoedingen berekenen in het loontijdvak waarover uw werknemer loon
geniet. U mag de gemiddelde kilometervergoeding ook voor het hele kalenderjaar
berekenen, als u ervoor kiest om de inhouding over de reiskostenvergoeding uit
te stellen tot januari 2015.
Voorbeeld
U betaalt
aan uw werknemer in 2014 de volgende kilometervergoedingen voor reizen voor het
werk:
Berekening
van het loon in december 2014:
Andere
vergoedingen
Vergoedingen
voor reiskosten die u naast de € 0,19 per kilometer betaalt, zijn loon.
Dat zijn bijvoorbeeld vergoedingen voor parkeer-,
veer- en tolgelden, voor (extra) afschrijving en slijtage van de auto, voor het
inbouwen van een carkit, voor extra benzineverbruik
door een aanhangwagen of voor schade aan de auto. Op vergoedingen voor parkeer-, veer- en tolgelden moet u eindheffing toepassen
(zie paragraaf 24.9).
Zie paragraaf 21.10
voor de vergoeding van een parkeergelegenheid.
Let op!
Navigatieapparatuur
valt onder de regeling voor computers (zie paragraaf 27.7).
U mag navigatieapparatuur onbelast vergoeden, verstrekken of ter beschikking
stellen als uw werknemer deze voor 90% of meer zakelijk gebruikt.
21.1.5 Vergoedingen administreren en bewaren
U moet de
gegevens van de kostenvergoedingen voor een eigen vervoermiddel van uw
werknemer bij de loonadministratie bewaren. Voor iedere werknemer moet u per
betalingstijdvak het aantal kilometers bijhouden waarvoor u een vergoeding hebt
gegeven. U moet ook de gegevens van de kostenvergoedingen voor een eigen
vervoermiddel van uw werknemer bij incidentele reizen bewaren, maar dat hoeft
niet bij uw loonadministratie. Om de onbelaste vergoeding van maximaal
€ 0,19 per kilometer aannemelijk te kunnen maken, is het verstandig om per
reis de gevolgde route en het bezochte adres te noteren.
21.2 Reizen met openbaar vervoer
Onder
openbaar vervoer verstaan we personenvervoer volgens een dienstregeling dat
voor iedereen beschikbaar is. Dat kan bijvoorbeeld vervoer zijn per auto, bus,
veerpont, trein, tram of metro. Vervoer per taxi, boot of vliegtuig is geen
openbaar vervoer. Daarvoor geldt een aparte regeling (zie paragraaf 21.6).
In deze
paragraaf behandelen we de volgende onderwerpen:
21.2.1 Vergoeden van kosten: u maakt gebruik van de werkkostenregeling
U kunt
kosten voor het openbaar vervoer onbelast vergoeden (gerichte vrijstelling) als
u deze als eindheffingsloon aanwijst, bijvoorbeeld
door ze als eindheffingsloon in uw administratie op
te nemen. Hiervoor hebt u de volgende mogelijkheden:
Als u de
werkelijke openbaarvervoerkosten onbelast wilt
vergoeden, moet u aannemelijk maken dat uw werknemer met het openbaar vervoer
heeft gereisd. U bewaart bij uw administratie bijvoorbeeld de (kopieën van de)
vervoerbewijzen of de overzichten waarin de transacties (reizen) met de ov-chipkaart staan.
Vergoeden van een ov-chipkaart
(werkkostenregeling)
Vergoedt u
aan uw werknemer de aanschafkosten van een ov-chipkaart?
Dan telt u de vergoeding bij het loon van uw werknemer. U mag dit loon ook als eindheffingsloon onderbrengen in uw vrije ruimte.
Vergoeden van een ov-abonnement
(werkkostenregeling)
Vergoedt u
aan uw werknemer een ov-abonnement, bijvoorbeeld een
jaartrajectkaart of een ov-jaarkaart? Of deze vergoeding onbelast is, hangt af
van de kosten van de zakelijke reizen die de werknemer met het abonnement
maakt. Deze kosten kunt u op 2 manieren bepalen:
U maakt met
uw werknemer een afspraak over nacalculatie
Binnen 1
maand na het einde van de geldigheid van het ov-abonnement
bepaalt u met nacalculatie samen met uw werknemer het zakelijke gebruik van het
abonnement. Zijn de kosten van het zakelijke gebruik minder dan de vergoeding
die u de werknemer hebt betaald, dan moet de werknemer het verschil aan u
terugbetalen. U kunt ook met uw werknemer afspreken dat een eventueel resterend
bedrag loon is voor de werknemer. U mag dit loon ook als eindheffingsloon
onderbrengen in uw vrije ruimte.
Voorbeeld 1
U vergoedt
een ov-jaarkaart van € 6.000. De prijs van de zakelijke reizen waarvoor de
werknemer de kaart gebruikt, is € 8.000. De vergoeding van de ov-jaarkaart
is dan volledig onbelast.
Voorbeeld 2
U vergoedt
een ov-jaarkaart van € 6.000. De prijs van de zakelijke reizen waarvoor de
werknemer de kaart gebruikt, is € 4.000. De vergoeding van de ov-jaarkaart
is dan voor € 4.000 onbelast en voor € 2.000 belast loon van de
werknemer. Maar u mag dit loon ook als eindheffingsloon
onderbrengen in uw vrije ruimte.
U maakt de
kosten van het zakelijke gebruik aannemelijk
De
vergoeding is alleen onbelast als u aannemelijk kunt maken dat de kosten van de
zakelijke reizen ten minste even groot zijn als de kosten van het ov-abonnement. Voor het aannemelijk maken van deze kosten
mag u de volgende methoden gebruiken:
Vergoeden voordeelurenkaart
(werkkostenregeling)
Vergoedt u
aan uw werknemer een voordeelurenkaart? Of deze
vergoeding onbelast is, hangt af van de hoogte van de kosten van de zakelijke
reizen die de werknemer met de voordeelurenkaart
maakt:
21.2.2 Vergoeden van kosten: u maakt gebruik van vrije
vergoedingen en verstrekkingen
U kunt
kosten voor het openbaar vervoer onbelast vergoeden Hiervoor hebt u de volgende
mogelijkheden:
Als u de
werkelijke openbaarvervoerkosten onbelast wilt
vergoeden, moet u aannemelijk maken dat uw werknemer met het openbaar vervoer
heeft gereisd. U bewaart bij uw administratie bijvoorbeeld de (kopieën van de)
vervoerbewijzen of de overzichten waarin de transacties (reizen) met de ov-chipkaart staan.
Vergoeden van een ov-chipkaart
(vrije vergoedingen en verstrekkingen)
Vergoedt u
aan uw werknemer de aanschafkosten van een ov-chipkaart?
Dan telt u de vergoeding bij het loon van uw werknemer.
Vergoeden van een ov-abonnement
(vrije vergoedingen en verstrekkingen)
Vergoedt u
aan uw werknemer een ov-abonnement, bijvoorbeeld een
jaartrajectkaart of een ov-jaarkaart? Dan hoeft u niets bij het loon te tellen
als uw werknemer het abonnement regelmatig gebruikt voor reizen voor het werk.
Doet hij dat niet, dan is de vergoeding loon.
Vergoeden voordeelurenkaart
(vrije vergoedingen en verstrekkingen)
Vergoedt u
aan uw werknemer een voordeelurenkaart die recht
geeft op een korting van maximaal 50% op de standaardtarieven? Dan hoeft u
niets bij het loon te tellen als uw werknemer deze kaart (ook) voor reizen voor
het werk gebruikt. U mag daarnaast maximaal de prijs van de zakelijke treinreizen
onbelast vergoeden.
21.2.3 Verstrekken van vervoerbewijzen: u maakt
gebruik van de werkkostenregeling
Uw werknemer
kan voor zakelijke reizen en voor woon-werkverkeer per openbaar vervoer reizen
met vervoerbewijzen die u voor hem hebt gekocht. Dit kunnen losse kaartjes zijn
of ov-abonnementen. Er is dan sprake van vervoer
vanwege de werkgever (zie paragraaf 21.9).
U mag de plaatsbewijzen onbelast aan uw werknemer verstrekken (gerichte
vrijstelling) als u de plaatsbewijzen als eindheffingsloon
aanwijst, bijvoorbeeld door ze als eindheffingsloon
op te nemen in uw administratie. Uw werknemer wordt dan eigenaar van het
vervoerbewijs. Hij heeft geen reiskosten, zodat u hem geen onbelaste
reiskostenvergoeding mag betalen. U kunt wel een onbelaste vergoeding geven van
maximaal € 0,19 per kilometer voor de reizen van en naar bijvoorbeeld een
station of bus- of tramhalte (zie paragraaf 21.2.6).
Verstrekken van een voordeelurenkaart
(werkkostenregeling)
Verstrekt u
aan uw werknemer een voordeelurenkaart? Of deze
verstrekking onbelast is, hangt af van de hoogte van de kosten van de zakelijke
reizen die de werknemer met de voordeelurenkaart
maakt:
Verstrekken van een ov-abonnement
(werkkostenregeling)
Verstrekt u
aan uw werknemer een ov-abonnement, bijvoorbeeld een
jaartrajectkaart of een ov-jaarkaart? Of deze verstrekking onbelast is, hangt
af van de kosten van de zakelijke reizen die de werknemer met het abonnement
maakt. Deze kosten kunt u op 2 manieren bepalen:
U maakt met
uw werknemer een afspraak over nacalculatie
Binnen 1
maand na het einde van de geldigheid van het ov-abonnement
bepaalt u met nacalculatie samen met uw werknemer het zakelijke gebruik van het
abonnement. Zijn de kosten van het zakelijke gebruik minder dan de kostprijs
van het abonnement, dan moet de werknemer het verschil aan u terugbetalen. U
kunt ook met uw werknemer afspreken dat een eventueel resterend bedrag loon is
voor de werknemer. U mag dit loon ook als eindheffingsloon
onderbrengen in uw vrije ruimte.
Voorbeeld 1
U verstrekt
een ov-jaarkaart van € 6.000. De prijs van de zakelijke reizen waarvoor de
werknemer de kaart gebruikt, is € 8.000. De verstrekking van de
ov-jaarkaart is dan volledig onbelast.
Voorbeeld 2
U verstrekt
een ov-jaarkaart van € 6.000. De prijs van de zakelijke reizen waarvoor de
werknemer de kaart gebruikt, is € 4.000. De verstrekking van de
ov-jaarkaart is dan voor € 4.000 onbelast en voor € 2.000 belast loon
van de werknemer. Maar u mag dit loon ook als eindheffingsloon
onderbrengen in uw vrije ruimte.
U maakt de
kosten van het zakelijke gebruik aannemelijk
De
verstrekking is alleen onbelast als u aannemelijk kunt maken dat de waarde van
de zakelijke reizen ten minste even hoog is als de kosten van het ov-abonnement. Voor het aannemelijk maken van deze waarde
mag u de volgende methoden gebruiken:
21.2.4 Verstrekken van vervoerbewijzen: u maakt
gebruik van vrije vergoedingen en verstrekkingen
Uw werknemer
kan voor zakelijke reizen en voor woon-werkverkeer per openbaar vervoer reizen
met vervoerbewijzen die u voor hem hebt gekocht. Dit kunnen losse kaartjes zijn
of ov-abonnementen. Er is dan sprake van vervoer vanwege
de werkgever (zie paragraaf 21.9).
U mag de plaatsbewijzen onbelast aan uw werknemer verstrekken. Uw werknemer
wordt dan eigenaar van het vervoerbewijs. Hij heeft geen reiskosten, zodat u
hem geen onbelaste reiskostenvergoeding mag betalen. U kunt wel een onbelaste
vergoeding geven van maximaal € 0,19 per kilometer voor de reizen van en
naar bijvoorbeeld een station of bus- of tramhalte (zie paragraaf 21.2.6).
Verstrekken van een voordeelurenkaart
(vrije vergoedingen en verstrekkingen)
Verstrekt u
aan uw werknemer een voordeelurenkaart die recht
geeft op een korting van maximaal 50% op de standaardtarieven? Dan hoeft u
niets bij het loon te tellen als uw werknemer deze kaart (ook) voor reizen voor
het werk gebruikt. U mag daarnaast maximaal de prijs van de zakelijke
treinreizen onbelast vergoeden.
Verstrekken van een ov-abonnement
(vrije vergoedingen en verstrekkingen)
Verstrekt u
aan uw werknemer een ov-abonnement, bijvoorbeeld een
jaartrajectkaart of een ov-jaarkaart? Dan hoeft u niets bij het loon te tellen
als uw werknemer het abonnement regelmatig gebruikt voor reizen voor het werk.
Doet hij dat niet, dan is de waarde in het economische verkeer loon.
21.2.5 Ter beschikking stellen van vervoerbewijzen
U maakt gebruik van de werkkostenregeling
De volgende
vervoerbewijzen kunt u onbelast ter beschikking stellen aan uw werknemer:
Reizen voor
woon-werkverkeer zijn ook zakelijke reizen.
Ter
beschikking stellen van een ov-abonnement (werkkostenregeling)
Stelt u aan
uw werknemer een ov-abonnement ter beschikking? Dan
moet u beoordelen of u daarvoor iets bij het loon moet tellen. U hoeft niets
bij het loon te tellen als uw werknemer het ov-abonnement
(ook) gebruikt voor reizen voor het werk. Doet hij dat niet, dan is de
factuurwaarde loon van de werknemer. U mag dit loon ook als eindheffingsloon
onderbrengen in uw vrije ruimte. Een ov-abonnement
dat u ter beschikking stelt, kan op naam van uw werknemer staan.
Ter
beschikking stellen van een voordeelurenkaart (werkkostenregeling)
Stelt u aan
uw werknemer een voordeelurenkaart ter beschikking
die recht geeft op een korting van maximaal 50% op de standaardtarieven? Dan
hoeft u niets bij het loon te tellen als uw werknemer deze kaart (ook) voor
reizen voor het werk gebruikt. U mag daarnaast maximaal de prijs van de
zakelijke treinreizen onbelast vergoeden.
Wijziging
van omstandigheden: terbeschikkingstelling niet meer onbelast (werkkostenregeling)
Het ov-abonnement dat of de voordeelurenkaart
die u ter beschikking stelt, is loon als de reisomstandigheden van de werknemer
ingrijpend wijzigen. Bijvoorbeeld:
U kunt de
werknemer dan vragen het ov-abonnement bij u in te
leveren. Als uw werknemer het ov-abonnement van u mag
blijven gebruiken, dan is bij een abonnement dat nog niet is ingegaan, de
factuurwaarde ervan loon van uw werknemer. Maar u mag het loon ook als eindheffingsloon onderbrengen in uw vrije ruimte. Hetzelfde
geldt voor een voordeelurenkaart.
Bij een ov-abonnement dat al wel is ingegaan, is de waarde in het
economische verkeer loon van de werknemer. Maar u mag het loon ook als eindheffingsloon onderbrengen in uw vrije ruimte. Voor een voordeelurenkaart die recht geeft op een korting van
maximaal 50% op de standaardtarieven, hoeft u in dit geval niets bij het loon
te rekenen.
Ter
beschikking stellen van losse plaatsbewijzen voor zakelijke reizen (werkkostenregeling)
Uw werknemer
kan voor zakelijke reizen en voor woon-werkverkeer per openbaar vervoer reizen
met losse plaatsbewijzen die u aan hem ter beschikking stelt. Er is dan sprake
van vervoer vanwege de werkgever (zie paragraaf 21.9).
U mag de plaatsbewijzen onbelast aan uw werknemer ter beschikking stellen
(gerichte vrijstelling) als u de plaatsbewijzen als eindheffingsloon
aanwijst, bijvoorbeeld door ze als eindheffingsloon
op te nemen in uw administratie. Uw werknemer heeft geen reiskosten, zodat u
hem geen onbelaste reiskostenvergoeding mag betalen. U kunt wel een onbelaste
vergoeding geven van maximaal € 0,19 per kilometer voor de reizen van en
naar bijvoorbeeld een station of bus- of tramhalte (zie paragraaf 21.2.6).
U maakt gebruik van vrije vergoedingen en
verstrekkingen
Uw werknemer
kan voor zijn werk per openbaar vervoer reizen met vervoerbewijzen die u voor
hem hebt gekocht. Dit kunnen losse kaartjes zijn of ov-abonnementen.
Er is dan sprake van vervoer vanwege de werkgever (zie paragraaf 21.9).
U mag de plaatsbewijzen onbelast aan uw werknemer ter beschikking stellen. De
vervoerbewijzen blijven uw eigendom. Uw werknemer heeft geen reiskosten, zodat
u hem geen onbelaste reiskostenvergoeding mag betalen. U kunt wel een onbelaste
vergoeding geven van maximaal € 0,19 per kilometer voor de reizen van en
naar bijvoorbeeld een station of bus- of tramhalte (zie paragraaf 21.2.6).
De volgende
vervoerbewijzen kunt u onbelast ter beschikking stellen aan uw werknemer:
Reizen voor
woon-werkverkeer zijn ook zakelijke reizen.
Ter
beschikking stellen van een ov-abonnement (vrije
vergoedingen en verstrekkingen)
Stelt u aan
uw werknemer een ov-abonnement ter beschikking,
bijvoorbeeld een jaartrajectkaart of een ov-jaarkaart? Dan hoeft u niets bij
het loon te tellen als uw werknemer het ov-abonnement
regelmatig gebruikt voor reizen voor het werk. Doet hij dat niet, dan is de
waarde in het economische verkeer loon. Een ov-abonnement
dat u ter beschikking stelt, kan op naam van uw werknemer staan.
Ter
beschikking stellen van een voordeelurenkaart (vrije
vergoedingen en verstrekkingen)
Stelt u aan
uw werknemer een voordeelurenkaart ter beschikking
die recht geeft op een korting van maximaal 50% op de standaardtarieven? Dan
hoeft u niets bij het loon te tellen als uw werknemer deze kaart (ook) voor
reizen voor het werk gebruikt. U mag daarnaast maximaal de prijs van de
zakelijke treinreizen onbelast vergoeden.
Ter
beschikking stellen van losse plaatsbewijzen voor zakelijke reizen (vrije
vergoedingen en verstrekkingen)
Uw werknemer
kan voor zakelijke reizen en voor woon-werkverkeer per openbaar vervoer reizen
met losse plaatsbewijzen die u aan hem ter beschikking stelt. Er is dan sprake
van vervoer vanwege de werkgever (zie paragraaf 21.9).
U mag de plaatsbewijzen onbelast aan uw werknemer ter beschikking stellen. Uw
werknemer heeft geen reiskosten, zodat u hem geen onbelaste
reiskostenvergoeding mag betalen. U kunt wel een onbelaste vergoeding geven van
maximaal € 0,19 per kilometer voor de reizen van en naar bijvoorbeeld een
station of bus- of tramhalte (zie paragraaf 21.2.6).
21.2.6 Vervoer van en naar een station of halte
Voor reizen
met een eigen vervoermiddel van uw werknemer van zijn woning of een vaste plek
voor het werk naar bijvoorbeeld een station of bus- of tramhalte, mag u
maximaal € 0,19 per kilometer onbelast vergoeden (zie paragraaf 21.1.1).
Bij gebruik van een taxi mag u de werkelijke taxikosten onbelast vergoeden (zie
paragraaf 21.6).
21.2.7 Reisaftrek voor de inkomstenbelasting
Als uw
werknemer voor zijn werk met het openbaar vervoer reist, kan hij voor de inkomstenbelasting
recht hebben op de reisaftrek. Dat kan onder de volgende voorwaarden:
Uw werknemer
vermindert het bedrag van de reisaftrek met de reiskostenvergoeding die u
betaalt. Verder moet uw werknemer ons voor de reisaftrek een verklaring kunnen
overleggen. In de meeste gevallen is dat een openbaarvervoerverklaring
die het openbaarvervoerbedrijf aan uw werknemer heeft afgegeven. Als uw
werknemer niet met abonnementen reist, omdat hij bijvoorbeeld in deeltijd
werkt, kan hij toch voor de reisaftrek in aanmerking komen. Daarvoor moet hij
een reisverklaring van u kunnen overleggen en de vervoerbewijzen. Als uw werknemer
een ov-chipkaart gebruikt, heeft hij geen
vervoerbewijzen en moet hij overzichten van de transacties (reizen) overleggen.
In de door u
ondertekende reisverklaring moet in ieder geval het volgende staan:
21.2.8 Stroomschema openbaar vervoer
U maakt gebruik van de werkkostenregeling
Gebruik dit
stroomschema als uw werknemer per openbaar vervoer reist om te bepalen of de
vergoedingen, verstrekkingen of terbeschikkingstellingen daarvan belast of
onbelast zijn.
U maakt gebruik van vrije vergoedingen en
verstrekkingen
Gebruik dit
stroomschema als uw werknemer per openbaar vervoer reist om te bepalen of de
vergoedingen, verstrekkingen of terbeschikkingstellingen daarvan belast of
onbelast zijn.
21.3 Reizen met een personenauto van de zaak
Als u aan uw
werknemer ook voor privédoeleinden een personenauto ter beschikking stelt,
geldt een bijzondere regeling voor het privégebruik. Deze regeling geldt in het
algemeen ook voor het ter beschikking stellen van een bestelauto, maar voor
deze auto's zijn er ook specifieke regels. Die regels vindt u in paragraaf
21.4. In deze paragraaf komen de volgende onderwerpen aan de orde:
Let op!
Meer informatie
Als u na het
lezen van paragraaf 21.3 nog vragen hebt over privégebruik auto, kunt u meer
informatie krijgen bij:
Uw werknemer
kan hier ook informatie krijgen.
Let op!
Als u
gebruikmaakt van de werkkostenregeling, kan een auto
of een ander vervoermiddel een werkplek zijn als een werknemer daarin werkt en
u arboverantwoordelijk bent voor dat vervoermiddel
(zie paragraaf 20.2.1).
21.3.1 Begrip 'personenauto'
Onder het
begrip 'personenauto' valt een auto (geen bestelauto) die uw werknemer met het
rijbewijs B mag besturen.
21.3.2 Regeling voor privégebruik auto
De
bijtelling voor het privégebruik van de auto die u aan uw werknemer ter beschikking
stelt (hierna: bijtelling privégebruik auto), is niet in geld genoten loon (ook
wel: loon in natura). U moet over de bijtelling
privégebruik auto loonbelasting/premie volksverzekeringen inhouden en premies
werknemersverzekeringen betalen, en werkgeversheffing Zvw
betalen of de bijdrage Zvw inhouden.
Kilometers
voor woon-werkverkeer behandelen wij als zakelijke kilometers. Onder
woon-werkverkeer vallen ook de kilometers die uw werknemer in de loop van een
werkdag rijdt tussen de plek van het werk en zijn woning, bijvoorbeeld de
kilometers om thuis te lunchen. Kilometers die uw werknemer uit
privéoverwegingen omrijdt naar of van zijn werk, zijn niet zakelijk.
Ook in de
volgende situaties hebt u een auto aan uw werknemer ter beschikking gesteld:
Als uw
werknemer in de laatste 3 situaties aan u nog een bedrag vergoedt voor
privégebruik van de auto, is er nog steeds sprake van terbeschikkingstelling
van de auto.
Let op!
Als u een
auto aan uw werknemer ter beschikking stelt, is er sprake van vervoer vanwege
de werkgever. U mag geen onbelaste kilometervergoeding aan uw werknemer betalen
(zie paragraaf 21.9).
Een eventuele vergoeding is dan loon van de werknemer. Maakt u gebruik van de werkkostenregeling, dan mag u dit loon ook als eindheffingsloon onderbrengen in uw vrije ruimte.
Specifieke
regels gelden voor:
Let op!
Er zijn ook
specifieke regels voor bestelauto's (zie paragraaf 21.4).
21.3.3 Wachtdienstregeling
Als u
aannemelijk kunt maken dat u aan uw werknemer een auto ter beschikking hebt
gesteld voor een wachtdienst (een roulatiesysteem waarbij uw werknemer een
bepaalde periode oproepbaar moet zijn), mag u alle kilometers tijdens deze
wachtdienst als zakelijk behandelen. Daarvoor gelden de volgende voorwaarden:
21.3.4 Hoogte privégebruik auto
In deze
paragraaf leggen wij een paar belangrijke begrippen uit.
Datum 1e tenaamstelling
Per
1 januari 2012 gelden nieuwe regels voor de bijtelling privégebruik
auto. Daarbij speelt de datum waarop het kenteken van de auto voor het eerst op
naam is gesteld (hierna: datum 1e tenaamstelling), een rol. Dit is de datum
waarop het voertuig (waar ook ter wereld) voor het eerst is geregistreerd.
Hoogte privégebruik
De
bijtelling privégebruik auto is 0%, 4%, 7%, 14%, 20% of 25% (of 35% voor een
auto van 15 jaar en ouder) van de grondslag voor de bijtelling privégebruik
auto (zie paragraaf 21.3.9).
U telt per loontijdvak een tijdsevenredig deel van het privégebruik bij het
loon van uw werknemer.
Als u in de
loop van het aangiftetijdvak een (andere) auto ter beschikking stelt, gaat u
voor dat tijdvak uit van het werkelijke aantal kalenderdagen waarop de auto ter
beschikking is gesteld.
Voorbeeld
U stelt
vanaf 17 april een auto ter beschikking aan uw werknemer. U doet
aangifte per maand. De bijtelling voor de aangifte van april is voor die auto
(14/30 x 25% van de grondslag voor de bijtelling): 12.
Excessief privégebruik
Als de
waarde van het privégebruik meer is dan 25% (of 35% voor een auto van 15 jaar
en ouder), moet u van de hogere waarde uitgaan. In dat geval spreken we van
excessief privégebruik van de auto.
CO2-uitstootgrenzen
De
CO2-uitstoot van een auto staat op het milieulabel (voor nieuwe personenauto's
van na 19 januari 2001) en op het zogenoemde certificaat van
overeenstemming. U kunt dit certificaat opvragen bij de fabrikant of de
importeur. U kunt ook het CO2-uitstootgegeven gebruiken van het brandstofverbruiksboekje dat de Rijksdienst voor Wegverkeer
(RDW) elk jaar uitgeeft. U vindt deze uitgave op www.rdw.nl.
21.3.5 Auto's met 0%, 4% en 7% bijtelling
Sinds
1 januari 2012 geldt het volgende:
Excessief privégebruik van auto zonder CO2-uitstoot
Bij
excessief privégebruik van een auto zonder CO2-uitstoot met een datum 1e
tenaamstelling in 2014 is de werkelijke waarde van het gebruik belast. In 2014
trekt u daar 21% van de grondslag voor de bijtelling privégebruik auto van af.
Voorbeeld
De grondslag
voor de bijtelling privégebruik van een auto zonder CO2-uitstoot met een datum
1e tenaamstelling in 2014 is € 40.000. De werkelijke waarde van het
privégebruik is € 13.000. Dit is meer dan 25% van € 40.000. De
bijtelling is nu € 13.000 -/- 21% van € 40.000 = € 4.600.
Excessief privégebruik van auto met CO2-uitstoot van
maximaal 50 gram per kilometer
Bij
excessief privégebruik van een auto met een CO2-uitstoot van maximaal 50 gram
per kilometer met een datum 1e tenaamstelling in 2014 is de werkelijke waarde
van het gebruik belast. In 2014 trekt u daar 18% van de grondslag voor de
bijtelling privégebruik auto van af.
Voorbeeld
De grondslag
voor de bijtelling privégebruik van een auto met een CO2-uitstoot van maximaal
50 gram per kilometer met een datum 1e tenaamstelling in 2014 is € 40.000.
De werkelijke waarde van het privégebruik is € 13.000. Dit is meer dan 25%
van € 40.000. De bijtelling is nu € 13.000 -/- 18% van € 40.000
= € 5.800.
21.3.6 Auto's met 14%, 20% en 25% bijtelling
De CO2-uitstootgrenzen
voor auto's zijn tot en met 2015 vastgesteld. In de tabel hierna vindt u de
CO2-uitstootgrenzen en de bijbehorende bijtellingspercentages
voor het privégebruik van de auto van de zaak. Daarbij moet u rekening houden
met de datum 1e tenaamstelling (zie paragraaf 21.3.4).
Die datum bepaalt:
In de
volgende 2 tabellen vindt u de CO2-uitstootgrenzen en bijtellingspercentages
voor het privégebruik auto in 2011 tot en met 2013 en in 2014 en 2015.
CO2-uitstootgrenzen en bijtellingspercentages
privégebruik auto 2011, 2012 en 2013
|
CO2-uitstoot in gram per kilometer |
|||
Geen diesel |
2011 |
1 januari 2012 – 1 juli 2012 |
1 juli 2012 – 1 januari 20131 |
2013 |
auto's met 14% bijtelling |
≤110 |
>50 - ≤110 |
>50 - ≤102 |
>50 - ≤95 |
auto's met 20% bijtelling |
>110 - ≤140 |
>110 - ≤140 |
>102 - ≤132 |
>95 - ≤124 |
auto's met 25% bijtelling |
>140 |
>140 |
>132 |
>124 |
auto's van 15 jaar of ouder: 35% bijtelling2 |
|
|
|
|
Diesel |
|
|
|
|
auto's met 14% bijtelling |
≤95 |
>50 - ≤95 |
>50 - ≤91 |
>50 - ≤88 |
auto's met 20% bijtelling |
>95 - ≤116 |
>95 - ≤116 |
>91 - ≤114 |
>88 - ≤112 |
auto's met 25% bijtelling |
>116 |
>116 |
>114 |
>112 |
auto's van 15 jaar of ouder: 35% bijtelling2 |
|
|
|
|
1.
In 2012 zijn
de CO2-uitstootgrenzen ook op 1 juli aangepast. Die gelden alleen
voor auto's met een CO2-uitstoot van meer dan 50 gram per kilometer waarvan de
datum 1e tenaamstelling valt in de periode van 1 juli 2012 tot
1 januari 2013.
2.
Bij auto's
die ouder zijn dan 15 jaar, is de waarde in het economische verkeer van de auto
de grondslag voor de bijtelling privégebruik auto. Zie paragraaf 21.3.20
voor informatie over hoe u de waarde in het economische verkeer berekent.
CO2-uitstootgrenzen en bijtellingspercentages
privégebruik auto 2014 en 2015
|
CO2-uitstoot
in gram per kilometer |
|
Geen diesel |
2014 |
2015 |
auto's met 14% bijtelling |
>50 - ≤88 |
>50 - ≤82 |
auto's met 20% bijtelling |
>88 - ≤117 |
>82 - ≤110 |
auto's met 25% bijtelling |
>117 |
>110 |
auto's van 15 jaar of ouder: 35% bijtelling1 |
|
|
Diesel |
|
|
auto's met 14% bijtelling |
>50 - ≤85 |
>50 - ≤82 |
auto's met 20% bijtelling |
>85 - ≤111 |
>82 - ≤110 |
auto's met 25% bijtelling |
>111 |
>110 |
auto's van 15 jaar of ouder: 35% bijtelling1 |
|
|
1.
Bij auto's
die ouder zijn dan 15 jaar, is de waarde in het economische verkeer van de auto
de grondslag voor de bijtelling privégebruik auto. Zie paragraaf 21.3.20
voor informatie over hoe u de waarde in het economische verkeer berekent.
Overgangsregeling voor auto's met 14% en 20%
bijtelling en datum 1e tenaamstelling vόόr
1 juli 2012
Voor auto's
met 14% en 20% bijtelling waarvan de datum 1e tenaamstelling ligt vόόr 1 juli 2012, geldt een
overgangsregeling. Er zijn 3 situaties mogelijk:
1 De auto
stond op 30 juni 2012 en daarna aan dezelfde werknemer ter
beschikking
Het
verlaagde bijtellingspercentage van 14% of 20% dat op
30 juni 2012 gold, blijft gelden voor de werknemer die op
30 juni 2012 over de auto beschikte en nog steeds in deze auto rijdt.
Als uw werknemer naar een andere werkgever gaat en in dezelfde auto blijft
rijden, bijvoorbeeld bij een leaseauto, verandert er niets in het bijtellingspercentage.
Stelde u
deze auto op of na 1 juli 2012 aan een andere werknemer ter
beschikking, dan gelden de regels die staan onder punt 2.
2 De auto
stond vόόr 1 juli 2012 op uw naam
(of op naam van de leasemaatschappij) en u stelde of stelt de auto op of na
1 juli 2012 aan een (andere) werknemer ter beschikking
Als u de
auto op of na 1 juli 2012 voor het eerst aan een werknemer ter
beschikking stelde of stelt, blijft het verlaagde bijtellingspercentage
van 14% of 20% dat op 30 juni 2012 gold, gelden. Dat geldt ook als u
deze auto later aan een andere werknemer ter beschikking stelt.
3 De auto
wisselde of wisselt op of na 1 juli 2012 van eigenaar
Voor auto's
die op of na 1 juli 2012 van eigenaar wisselden of wisselen, zijn 2
situaties mogelijk:
Voorbeeld
U stelde
vanaf 1 april 2012 uw werknemer een dieselauto ter beschikking met
een CO2-uitstoot van 115 gram per kilometer die in 2012 voor het eerst op naam
is gesteld. De auto is eigendom van een leasemaatschappij. Uw werknemer
gebruikt de auto ook privé. U telt 20% bijtelling privégebruik auto bij het
loon.
De
leasemaatschappij verkoopt de auto op 31 maart 2014 aan een andere
leasemaatschappij, die het contract met u voortzet. U blijft voor uw werknemer
20% bijtellen zolang deze auto hem ter beschikking blijft staan.
Als u de
auto op 18 augustus 2016 aan een andere werknemer ter beschikking
stelt, geldt tot 1 juli 2017 het bijtellingspercentage
dat hoort bij de CO2-uitstootgrenzen van 30 juni 2012. Vanaf
1 juli 2017 gebruikt u voor de 60 maanden die daarop volgen, de bijtellingspercentages die op 30 juni 2017 van
toepassing zijn.
60-maandenregeling voor auto's met 14% en 20%
bijtelling en datum 1e tenaamstelling op of na 1 juli 2012
Voor auto's
waarvan de datum 1e tenaamstelling ligt op of na 1 juli 2012, geldt
het volgende. Op de datum 1e tenaamstelling bepaalt u de bijtelling
privégebruik auto. Als deze bijtelling 14% of 20% is, geldt dit verlaagde bijtellingspercentage 60 maanden. De termijn van 60 maanden
start op de 1e dag van de maand na de maand waarin de datum 1e tenaamstelling
valt. Op de laatste dag van de termijn van 60 maanden bepaalt u opnieuw het bijtellingspercentage volgens de normen die dan gelden. Dit
nieuwe percentage geldt dan weer voor 60 maanden.
Het bijtellingspercentage en de termijn van 60 maanden zijn
gekoppeld aan het kentekenbewijs: ze blijven gelden als de auto van eigenaar of
van werknemer wisselt.
Voorbeeld
Op
1 september 2012 stelde u werknemer A een nieuwe benzineauto ter
beschikking. De datum 1e tenaamstelling is 1 juli 2012. De auto heeft
een CO2-uitstoot van 85 gram per kilometer. De bijtelling privégebruik voor deze
auto is dus 14% van de grondslag.
Omdat de
datum 1e tenaamstelling 1 juli 2012 is, gold de bijtelling van 14%
voor een termijn van 60 maanden vanaf 1 augustus 2012. Deze periode
loopt tot 1 augustus 2017.
Excessief privégebruik
Bij
excessief privégebruik van de auto is de werkelijke waarde van het gebruik
belast. Daarvan mag u, afhankelijk van de CO2-uitstootcategorie, het volgende
aftrekken:
Voorbeeld auto met 14% bijtelling
De grondslag
voor de bijtelling privégebruik auto van een auto met 14% bijtelling is
€ 25.000. De werkelijke waarde van het privégebruik is € 7.500. Dit
is meer dan 25% van € 25.000. De bijtelling is nu € 7.500 -/- 11% van
€ 25.000 = € 4.750.
Voorbeeld auto met 20% bijtelling
De grondslag
voor de bijtelling privégebruik auto van een auto met 20% bijtelling is
€ 25.000. De werkelijke waarde van het privégebruik is € 7.500. Dit
is meer dan 25% van € 25.000. De bijtelling is nu € 7.500 -/- 5% van
€ 25.000 = € 6.250.
Zie
paragraaf 21.3.9
voor informatie over hoe u de grondslag berekent.
Let op!
Het komt
steeds vaker voor dat werkgevers een werknemer niet alleen een auto ter
beschikking stellen, maar bijvoorbeeld ook een mobiliteitskaart. De werknemer
kan dan kiezen welk vervoermiddel hij neemt voor zijn reis. Gebruikt de
werknemer het openbaar vervoer voor zijn zakelijke reizen, dan heeft dat geen
invloed op de hoogte van de bijtelling privégebruik auto. Pas bij excessief
privégebruik van de auto is de bijtelling meer dan 35% (bij auto's van 15 jaar
en ouder), 25%, 20%, 14%, 7%, 4% of 0%.
21.3.7 Privégebruik auto en eigen bijdrage werknemer
Een eventuele
eigen bijdrage uit het nettoloon van uw werknemer trekt u af van de bijtelling
privégebruik auto. Voorwaarden zijn dat de bijdrage bestemd is voor het
privégebruik en u dat vooraf met uw werknemer hebt afgesproken.
Let op!
Het is niet
de bedoeling dat uw werknemer een eigen bijdrage voor het privégebruik auto
aftrekt voor de inkomstenbelasting.
Voorbeelden
van afspraken die u met uw werknemer kunt maken voor eigen bijdragen zijn:
parkeerkosten die de werknemer maakt, kosten voor accessoires die geen eigendom
van de werknemer zijn of worden, de afkoopsom van het leasebedrag bij het einde
van de dienstbetrekking, een vast bedrag per gereden privékilometer en een
eigen bijdrage bij schade. Hiervoor geldt als voorwaarde dat de schade niet het
gevolg mag zijn van onrechtmatig of onzorgvuldig handelen van uw werknemer.
Let op!
Bij een
hoger leasebedrag voor een auto uit een duurdere klasse komt alleen het bedrag
dat de werknemer aan u betaalt voor het privégebruik, in mindering op de
bijtelling privégebruik auto. Als u met uw werknemer hebt afgesproken dat zijn
hogere eigen bijdrage (bovennormbijdrage) volledig is
bedoeld als een bijdrage voor het privégebruik, mag u de hele bijdrage in
mindering brengen. Maar als u en uw werknemer iets anders hebben afgesproken,
mag dit niet. Bijvoorbeeld als de werknemer ook een bijdrage moet betalen
terwijl hij geen bijtelling privégebruik auto heeft.
Verder moet
u onderscheid maken tussen betalingen aan u en betalingen aan derden. Een
betaling aan derden vermindert de bijtelling privégebruik auto niet. Dit is
alleen anders als u met uw werknemer hebt afgesproken dat hij de betaling aan
derden voor u of namens u doet en u die betaling verrekent als bijdrage voor
het privégebruik.
Let op!
Een boete
die u uw werknemer geeft, omdat hij de auto privé heeft gebruikt tegen uw
verbod in, is geen eigen bijdrage voor het privégebruik.
Het saldo
van de bijtelling privégebruik auto en de eigen bijdrage voor privégebruik van
uw werknemer mag op kalenderjaarbasis niet negatief zijn. U moet over het saldo
loonbelasting/premie volksverzekeringen inhouden en premies
werknemersverzekeringen betalen, en werkgeversheffing Zvw
betalen of de bijdrage Zvw inhouden. In de aangifte
loonheffingen vermeldt u de waarde van het privégebruik en de eigen bijdrage
van uw werknemer (zie paragraaf 21.3.23).
Voorbeeld
U stelt aan
uw werknemer een auto ter beschikking waarvan de grondslag voor de bijtelling
privégebruik auto € 24.000 is. Het loontijdvak is 1 maand. Uw werknemer
betaalt een eigen bijdrage voor privégebruik van € 100 per maand. U rekent
dan voor ieder loontijdvak tot zijn loon 1/12 x 25% x € 24.000 -
€ 100 (eigen bijdrage) = € 400.
Let op!
Het kan
voorkomen dat uw werknemer de ter beschikking gestelde auto een tijd lang niet
zakelijk gebruikt, omdat hij tijdelijk arbeidsongeschikt is of zijn loopbaan
onderbreekt. Ook dan blijft de bijtelling privégebruik auto gelden.
Het kan
voorkomen dat de eigen bijdrage in een loontijdvak meer is dan de bijtelling
privégebruik auto. Dan mag het saldo in dat loontijdvak wel negatief zijn, als
het totale saldo op kalenderjaarbasis maar niet negatief is. Als aan het einde
van het kalenderjaar blijkt dat per saldo te veel eigen bijdrage is verrekend,
kan het zijn dat u 1 of meer correcties moet doen op de eerdere aangiften
loonheffingen (zie ook hoofdstuk 12).
Voorbeeld
U stelt een
auto ter beschikking aan uw werknemer. Het loontijdvak is 1 maand. De
bijtelling privégebruik auto is € 500 per maand. Uw werknemer betaalt u
een eigen bijdrage voor privégebruik auto van € 560 per maand. In de
aangifte loonheffingen van januari tot en met november 2014 hebt u rekening
gehouden met € 500 privégebruik auto en € 560 eigen bijdrage van uw
werknemer. Bij de aangifte over december 2014 constateert u dat er eind
november 2014 per saldo sprake is van een negatieve bijtelling van 11 x
€ 500 - 11 x € 560 = € 660.
Op
kalenderjaarbasis mag de totale bijtelling privégebruik auto niet negatief
zijn. U moet dit als volgt herstellen:
Schematisch overzicht van de maandelijkse verwerking
Loontijdvlak |
Waarde privégebruik auto (aangifte) |
Werknemers-bijdrage privégebruik auto (aangifte) |
Correctie versturen |
Waarde privégebruik auto (aangifte na correctie) |
Werknemersbijdrage privégebruik auto (aangifte na
correctie) |
Januari |
€ 500 |
€ 560 |
nee |
€ 500 |
€ 560 |
Februari |
€ 500 |
€ 560 |
nee |
€ 500 |
€ 560 |
Maart |
€ 500 |
€ 560 |
nee |
€ 500 |
€ 560 |
April |
€ 500 |
€ 560 |
nee |
€ 500 |
€ 560 |
Mei |
€ 500 |
€ 560 |
nee |
€ 500 |
€ 560 |
Juni |
€ 500 |
€ 560 |
nee |
€ 500 |
€ 560 |
Juli |
€ 500 |
€ 560 |
nee |
€ 500 |
€ 560 |
Augustus |
€ 500 |
€ 560 |
nee |
€ 500 |
€ 560 |
September |
€ 500 |
€ 560 |
nee |
€ 500 |
€ 560 |
Oktober |
€ 500 |
€ 560 |
nee |
€ 500 |
€ 560 |
November |
€ 500 |
€ 560 |
ja |
€ 500 |
€ 400 |
December |
€ 500 |
€ 0 |
nee |
€ 500 |
€ 0 |
totaal |
€ 6.000 |
€ 6.160 |
|
€ 6.000 |
€ 6.000 |
21.3.8 Privégebruik auto en weinig of geen loon in
geld
Als uw
werknemer weinig of geen loon in geld krijgt (bijvoorbeeld door onbetaald
verlof), moet u over de bijtelling privégebruik auto alle loonheffingen
betalen. U mag de loonbelasting/premie volksverzekeringen en bijdrage Zvw verhalen op uw werknemer. U kunt dit doen via
verrekening in het eerstvolgende loontijdvak. Als u dat niet doet, kunnen zich
2 situaties voordoen:
Werknemers met vakantiebonnen
Er zijn
speciale tabellen voor werknemers met vakantiebonnen (zie ook paragraaf 7.3.7).
Deze tabellen gaan uit van minder loontijdvakken per jaar, omdat deze
werknemers in de vakantieperiode geen loon genieten. Als u voor deze werknemers
privégebruik auto bij het loon moet tellen, moet u dit ook doen in hun
vakantieperiode. Hierdoor berekent u op jaarbasis een te laag bedrag aan
loonbelasting/premie volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen en
werkgeversheffing Zvw of bijdrage Zvw.
Om dit te voorkomen mag u de bijtelling privégebruik auto over de
vakantieperiode bij het loon tellen over het loontijdvak dat aan de
vakantieperiode voorafgaat of daarop volgt. U mag de bijtelling ook over deze 2
loontijdvakken verdelen.
21.3.9 Grondslag voor de bijtelling privégebruik auto
U berekent
de waarde van het privégebruik over de grondslag voor de bijtelling
privégebruik auto. Tot de grondslag horen ook de kosten voor buitengewone
beveiligingsmaatregelen, bijvoorbeeld kogelvrij glas, doorrijbanden
en deur- of vloerbepantsering. Het voordeel van het privégebruik van de auto
van de zaak is altijd loon van de werknemer. Er is 1 uitzondering:
Voor de
grondslag is bepalend wanneer het kenteken is toegekend.
Het kenteken is toegekend vóór 1 juli 2006
De grondslag
voor de bijtelling privégebruik auto is de cataloguswaarde inclusief de btw en
de belasting van personenauto's en motorrijwielen (hierna: bpm).
De grondslag is inclusief de accessoires die 'af fabriek' of door de dealer of
de importeur zijn aangebracht vóór de datum van de toekenning van het kenteken,
ongeacht of u de auto dan al aan uw werknemer ter beschikking hebt gesteld.
Let op!
Voor een
bestelauto geldt een specifieke regeling, als het kenteken is toegekend vóór
1 juli 2005 (zie paragraaf 21.4.5).
De grondslag
voor de bijtelling privégebruik auto berekent u als volgt:
|
Nettocatalogusprijs berekend door de fabrikant of de
importeur |
+ |
accessoires
aangebracht door dealer (vóór datum kenteken) |
+ |
btw |
+ |
bpm-bedrag vermeld op het kenteken |
= |
Grondslag
bijtelling privégebruik auto |
Let op!
Accessoires
die waren vrijgesteld voor de bpm, tellen ook mee
voor de grondslag voor de bijtelling privégebruik auto. Voor auto's waarvan het
kenteken is toegekend voor 1 januari 2003, tellen ook accessoires mee
die op de dag van toekenning van het kenteken werden aangebracht.
Het kenteken is toegekend op of na
1 juli 2006
De grondslag
voor de bijtelling privégebruik auto is de cataloguswaarde inclusief de btw en
de bpm. Accessoires die door of namens de fabrikant
of de importeur zijn aangebracht vóór de datum van toekenning van het kenteken,
tellen ook mee voor de grondslag voor de bijtelling privégebruik auto. Andere
accessoires tellen niet mee, ook niet als ze vóór de datum van toekenning van
het kenteken zijn aangebracht.
De grondslag
voor de bijtelling privégebruik auto berekent u als volgt:
|
Nettocatalogusprijs berekend door de fabrikant of de
importeur (inclusief accessoires) |
+ |
btw |
+ |
bpm-bedrag vermeld op het kenteken |
= |
Grondslag
bijtelling privégebruik auto |
Catalogusprijzen auto's in online database RDW
U kunt de
catalogusprijzen van auto's vinden in een online database van de RDW. De RDW
legt in deze database de catalogusprijzen vast van auto's die vanaf
1 januari 2005 voor het eerst zijn geregistreerd. U vindt de database
op www.rdw.nl.
Voor oudere
auto's kunt u de historische prijslijsten van de officiële importeurs
gebruiken.
Auto's van 15 jaar en ouder
Vanaf het
moment dat de ter beschikking gestelde auto 15 jaar of ouder is, vormt de
waarde in het economische verkeer van de auto de grondslag voor de berekening
van de bijtelling privégebruik auto (zie paragraaf 21.3.20).
Geïmporteerde gebruikte auto's en datum 1e toelating
Voor een
geïmporteerde gebruikte auto geldt de Nederlandse catalogusprijs op de datum
waarop de auto voor het eerst (in het buitenland) is toegelaten. Deze datum
staat op het kentekenbewijs. Daarmee is de catalogusprijs van een geïmporteerde
auto gelijk aan die van een auto die in Nederland als nieuwe auto voor het
eerst in gebruik is genomen.
21.3.10 Een deel van het kalenderjaar een auto ter
beschikking stellen
Als u uw
werknemer voor een deel van het kalenderjaar een auto ter beschikking stelt,
moet u de regeling voor privégebruik auto naar tijdsgelang
toepassen. Om daarbij vast te stellen of uw werknemer op kalenderjaarbasis de
grens van 500 kilometer privégebruik overschrijdt (zie paragraaf 21.3.15),
moet u de privékilometers over het kalenderjaargedeelte omrekenen tot het
aantal privékilometers dat uw werknemer zou rijden in een heel kalenderjaar.
Voorbeeld 1
U stelt van
1 januari tot en met 31 maart een auto ter beschikking met
een grondslag voor de bijtelling privégebruik auto van € 24.000. Voor deze
auto geldt een bijtelling van 25%. Uw werknemer rijdt in die periode 100 kilometer
privé. Omgerekend naar een heel jaar zou uw werknemer 12/3 x 100 = 400
kilometer privé rijden. U hoeft nu niets bij het loon te tellen, omdat uw
werknemer op kalenderjaarbasis niet meer dan 500 kilometer privé rijdt.
Voorbeeld 2
Uw werknemer
rijdt in dezelfde periode niet 100, maar 200 kilometer privé. Omgerekend naar
een heel jaar zou uw werknemer 12/3 x 200 = 800 kilometer privé rijden. Dat is
dus meer dan 500 kilometer. Op kalenderjaarbasis is de bijtelling 25% van
€ 24.000 = € 6.000. Over de periode 1 januari tot en met
31 maart is de bijtelling privégebruik auto 3/12 x € 6.000 =
€ 1.500. Bij een loontijdvak van 1 maand is de bijtelling € 500 per
maand.
21.3.11 In de loop van het kalenderjaar een andere
auto ter beschikking stellen
Als u in de
loop van het kalenderjaar een andere auto aan uw werknemer ter beschikking
stelt, moet u het privégebruik auto bij het loon tellen als uw werknemer in dat
jaar in totaal meer dan 500 kilometer privé rijdt (zie paragraaf 21.3.15).
U moet het privégebruik voor elke auto naar tijdsgelang
berekenen.
Voorbeeld 1
U stelt van
1 januari tot en met 31 maart een auto ter beschikking. Uw
werknemer rijdt in die periode 50 kilometer privé met deze auto. Van
1 april tot en met 31 december stelt u een andere auto ter
beschikking. Met deze auto rijdt uw werknemer 300 kilometer privé. U hoeft nu
niets bij het loon te tellen, omdat uw werknemer op kalenderjaarbasis in totaal
350 kilometer privé rijdt.
Voorbeeld 2
U stelt van 1 januari tot
en met 31 oktober een auto ter beschikking met een grondslag voor de
bijtelling privégebruik auto van € 24.000. Van 1 november tot en
met 31 december krijgt uw werknemer een auto met een grondslag voor
de bijtelling privégebruik auto van € 30.000. Voor beide auto's geldt een
bijtelling van 25%. Uw werknemer rijdt in de periode 1 januari tot en
met 31 oktober 450 kilometer privé. In de periode
1 november tot en met 31 december rijdt hij 100 kilometer
privé. In totaal rijdt hij in dat kalenderjaar 550 kilometer privé.
Op
kalenderjaarbasis is de bijtelling privégebruik auto voor de 1e auto 25% van
€ 24.000 = € 6.000. Over de periode 1 januari tot en met
31 oktober is de bijtelling 10/12 x € 6.000 = € 5.000. Op
kalenderjaarbasis is de bijtelling privégebruik auto voor de 2e auto 25% van
€ 30.000 = € 7.500. Over de periode 1 november tot en met
31 december is de bijtelling 2/12 x € 7.500 = € 1.250. De
totale bijtelling is € 5.000 + € 1.250 = € 6.250.
Het kan zijn
dat u in een kalenderjaar een andere auto ter beschikking stelt en dat uw
werknemer maar met 1 van die auto's privé rijdt. Als dat op kalenderjaarbasis
meer dan 500 kilometer is, moet u toch ook voor de auto waarmee niet privé is
gereden, privégebruik auto berekenen en bijtellen.
Voorbeeld 3
U stelt van
1 januari tot en met 31 juli een auto ter beschikking met
een grondslag voor de bijtelling van € 24.000. Uw werknemer rijdt met deze
auto niet privé. U telt daarom voor de loontijdvakken van januari tot en met
juli niets bij het loon van uw werknemer. Van 1 augustus tot en met
31 december stelt u een auto ter beschikking met een grondslag voor
de bijtelling privégebruik van € 30.000. Met deze auto rijdt uw werknemer
van augustus tot en met december 1.000 kilometer privé. Voor beide auto's geldt
een bijtelling van 25%. Omdat uw werknemer op kalenderjaarbasis meer dan 500
kilometer privé rijdt, moet u voor het hele kalenderjaar privégebruik auto bij
het loon tellen. Over de periode januari tot en met juli moet u dus alsnog bij
het loon tellen 7/12 x 25% van € 24.000 = € 3.500. Bij een
loontijdvak 1 maand is de bijtelling € 500 per maand. Voor de
aangiftetermijnen die voorbij zijn, moet u een correctie insturen. Vanaf
1 augustus moet u per maand bij het loon tellen 1/12 x 25% van
€ 30.000 = € 625.
Let op!
Als u een
andere auto ter beschikking stelt in de loop van een kalendermaand, gaat u uit
van het aantal kalenderdagen bij het naar tijdsgelang
berekenen van het privégebruik auto voor die maand.
21.3.12 Meer dan 1 auto tegelijk ter beschikking
stellen
Stelt u een
werknemer gelijktijdig 2 of meer auto's ter beschikking? Dan moet u het
privégebruik per auto beoordelen. De bijtelling privégebruik auto past u toe
voor elke auto waarmee de werknemer op kalenderjaarbasis meer dan 500
privékilometers rijdt. Als uw werknemer met geen enkele auto op
kalenderjaarbasis meer dan 500 privékilometers rijdt, hoeft u niets bij te
tellen (zie paragraaf 21.3.15).
Voorbeeld
U stelt een
werknemer 2 auto's gelijktijdig ter beschikking. De werknemer rijdt met auto 1
op jaarbasis meer dan 500 privékilometers. De werknemer kan aantonen dat hij
auto 2 niet privé gebruikt. In dat geval moet u alleen voor auto 1 bijtellen.
Let op!
Redelijke
toepassing van deze regels betekent dat de bijtelling privégebruik auto bij
meerdere ter beschikking gestelde auto's beperkt kan blijven tot 1 auto als de
werknemer alleenstaand is of als in zijn gezin 1 persoon een rijbewijs heeft. U
houdt alleen rekening met de bijtelling van de auto met de hoogste
cataloguswaarde. Als in het gezin van de werknemer 2 personen een rijbewijs
hebben, berekent u de bijtelling over 2 auto's. U houdt alleen rekening met de
bijtelling van de 2 auto's met de hoogste cataloguswaarde. Maar als uw
werknemer een eigen auto heeft die voor privégebruik net zo geschikt is als 1
van deze auto's, kan de bijtelling beperkt blijven tot 1 auto. Weet u niet voor
hoeveel auto's u moet bijtellen, neem dan contact op met
Belastingdienst/kantoor Doetinchem/Landelijk Coördinatiecentrum Auto, Postbus
843, 7600 AV Almelo.
21.3.13 Auto's die ingericht en uiterlijk herkenbaar
zijn voor bepaalde diensten
Voor auto's
die ingericht zijn voor bepaalde diensten en uiterlijk als zodanig herkenbaar
zijn, geldt een afwijkende regeling voor privégebruik. Voor deze auto's nemen
we aan dat uw werknemers op kalenderjaarbasis maximaal 500 kilometer privé
rijden, tenzij anders blijkt. Het gaat om auto's die worden gebruikt:
21.3.14 (Collectieve) afspraak over privégebruik auto
met de Belastingdienst
U kunt met
Belastingdienst/kantoor Doetinchem/Landelijk Coördinatiecentrum Auto (Postbus
843, 7600 AV Almelo) een collectieve afspraak voor (een groep van) uw
werknemers maken over het privégebruik van een auto. U kunt bijvoorbeeld
afspreken dat privégebruik van een auto niet is toegestaan en dat u daarop
toezicht houdt. U legt de afspraak schriftelijk vast. Uw werknemer kan deze
afspraak als bewijsmiddel gebruiken om bijtelling privégebruik auto te
voorkomen. Hij hoeft dan geen rittenregistratie bij te houden.
21.3.15 Geen bijtelling bij maximaal 500 kilometer
privégebruik
U mag de
bijtelling privégebruik auto achterwege laten als blijkt dat uw werknemer op
kalenderjaarbasis maximaal 500 kilometer privé rijdt. Dat blijkt uit:
21.3.16 Verklaring geen privégebruik auto
Als uw
werknemer met een ter beschikking gestelde auto op kalenderjaarbasis maximaal
500 kilometer privé rijdt, kan hij een 'Verklaring geen privégebruik auto'
aanvragen. Uw werknemer kan het aanvraagformulier hiervoor downloaden
van www.belastingdienst.nl of bestellen bij de BelastingTelefoon: 0800 - 0543
.
Let op!
Uw werknemer
kan geen verklaring aanvragen als hij in een auto rijdt waarvoor u met ons een
(collectieve) afspraak hebt gemaakt voor het privégebruik (zie paragraaf 21.3.14).
Voor een
bestelauto mag uw werknemer in sommige situaties geen verklaring aanvragen (zie
paragraaf 21.4.7).
Op ons
verzoek moet uw werknemer in of na afloop van een kalenderjaar overtuigend
kunnen bewijzen dat hij maximaal 500 kilometer per kalenderjaar privé rijdt of
heeft gereden. Bent u autodealer van personenauto's, dan kunnen u en uw
werknemer hierbij de brochure 'Waarde auto's bepalen voor autokostenforfait en
tegenbewijs' gebruiken. U kunt deze brochure
downloaden van www.belastingdienst.nl of bestellen bij de BelastingTelefoon: 0800 - 0543 . Zie
paragraaf 21.3.21
voor informatie over de bijtelling privégebruik auto voor de autobranche.
U bewaart
een kopie van de 'Verklaring geen privégebruik auto' bij uw administratie. Met
de verklaring mag u geen privégebruik auto bij het loon tellen vanaf het
eerstvolgende loontijdvak waarover u het loon moet berekenen. U mag de
bijtelling privégebruik auto dus niet corrigeren voor loontijdvakken waarover
uw werknemer al loon heeft gekregen.
Voorbeeld
U hebt aan
uw werknemer een auto ter beschikking gesteld. Op 23 mei hebt u aan
hem het loon over mei betaald. Bij de loonberekening hebt u rekening gehouden
met de bijtelling privégebruik auto. Op 25 mei geeft uw werknemer u
een kopie van zijn 'Verklaring geen privégebruik auto'. Door deze verklaring
moet u de bijtelling privégebruik auto vanaf juni achterwege laten. U mag de
loonberekening voor januari tot en met mei niet corrigeren. Wel kan uw
werknemer tegen de bijtelling van mei bezwaar bij ons maken.
U mag geen
rekening houden met een verklaring als u weet dat uw werknemer op kalenderjaarbasis
meer dan 500 kilometer privé rijdt met een ter beschikking gestelde auto.
Voorbeeld
Uw werknemer
beschikt van januari tot en met mei over een auto met een grondslag voor de
bijtelling privégebruik auto van € 24.000. Uw werknemer rijdt in deze
periode met de auto 1.000 kilometer privé. De bijtelling is op
kalenderjaarbasis 25% van € 24.000 = € 6.000. Bij een loontijdvak van
1 maand telt u € 500 per maand bij het loon.
Op
1 juni krijgt uw werknemer een andere auto met een grondslag voor de
bijtelling privégebruik auto van € 30.000. Uw werknemer geeft u voor deze
auto een 'Verklaring geen privégebruik auto'. Omdat u weet dat hij van januari
tot en met mei al 1.000 kilometer privé heeft gereden, mag u geen rekening
houden met de verklaring. Vanaf 1 juni moet u daarom per maand bij
het loon tellen 1/12 x 25% van € 30.000 = € 625.
Door de
'Verklaring geen privégebruik auto' krijgt u geen naheffingsaanslag als
achteraf blijkt dat uw werknemer de verklaring ten onrechte heeft aangevraagd,
bijvoorbeeld omdat hij toch meer dan 500 kilometer privé gaat rijden. In zo'n
geval krijgt uw werknemer een naheffingsaanslag voor de loonbelasting/premie
volksverzekeringen, de premies werknemersverzekeringen en de bijdrage Zvw over de loontijdvakken die al voorbij zijn. U betaalt
zelf dan geen werkgeversheffing Zvw en premies
werknemersverzekeringen. Wij kunnen de naheffingsaanslag verhogen met
heffingsrente of belastingrente en een boete. Naheffen kan tot en met 5 jaar na
afloop van een kalenderjaar.
Let op!
Als u weet
dat uw werknemer de 'Verklaring geen privégebruik auto' ten onrechte heeft
gekregen, moet u de bijtelling privégebruik auto bij het loon tellen.
Voorbeeld
Uw werknemer
rijdt in een auto die hij niet privé gebruikt met een grondslag voor de
bijtelling privégebruik auto van € 24.000. U hebt van hem een 'Verklaring
geen privégebruik auto' gekregen. Eind september vraagt hij om intrekking van
de verklaring, omdat hij op kalenderjaarbasis meer dan 500 kilometer gaat
rijden. Het loontijdvak is 1 maand.
Op basis van
deze gegevens krijgt uw werknemer van ons een naheffingsaanslag
loonbelasting/premie volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen en
bijdrage Zvw over de bijtelling privégebruik auto
over januari tot en met september. De bijtelling privégebruik auto is 9/12 x
25% van € 24.000 = € 4.500. We kunnen de aanslag verhogen met een
boete. Bovendien kunnen we heffingsrente of belastingrente berekenen als we de
aanslag in een volgend kalenderjaar opleggen.
Vanaf
1 oktober moet u maandelijks bij het loon tellen 1/12 x 25% van
€ 24.000 = € 500. Over de bijtelling privégebruik auto moet u
loonbelasting/premie volksverzekeringen inhouden en premies
werknemersverzekeringen betalen, en werkgeversheffing Zvw
betalen of de bijdrage Zvw inhouden.
21.3.17 Wijzigen of intrekken Verklaring geen
privégebruik auto
De
'Verklaring geen privégebruik auto' geldt voor onbepaalde tijd. Uw werknemer
moet alle wijzigingen doorgeven aan Belastingdienst/Centrale Invoer, Postbus
2538, 6401 DA Heerlen, met het formulier 'Wijziging of intrekking Verklaring
geen privégebruik auto'.
Uw werknemer
kan dit formulier
downloaden van www.belastingdienst.nl of bestellen bij de BelastingTelefoon: 0800 - 0543 . Hij krijgt
binnen 8 weken na ontvangst bericht van Belastingdienst/kantoor
Doetinchem/Landelijk Coördinatiecentrum Auto over de wijziging of intrekking
van de verklaring.
Bij
intrekking van de verklaring moet uw werknemer u zo spoedig mogelijk
informeren. Als uw werknemer bij ons aangeeft dat hij in het kalenderjaar meer
dan 500 kilometer privé gaat rijden, krijgt u een brief over de intrekking met
informatie die voor u als werkgever belangrijk is.
De volgende
wijzigingen leiden tot intrekken van de verklaring:
Let op!
Als u namens
uw werknemer een 'Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto' indient,
moet uw werknemer de 'Verklaring geen privégebruik auto' zelf intrekken (zie
paragraaf 21.4.8).
De volgende
wijzigingen leiden niet tot intrekken van de verklaring:
21.3.18 Rittenregistratie
Door een
sluitende rittenregistratie kan uw werknemer bewijzen dat hij in het
kalenderjaar maximaal 500 kilometer privé heeft gereden. In de
rittenregistratie moet hij het volgende opnemen:
Een rit is
de enkelereisafstand tussen 2 adressen. Er is sprake
van een rit met een gemengd karakter als uw werknemer tijdens de rit zowel
zakelijke kilometers als privékilometers rijdt. Per rit moet de werknemer de
volgende gegevens noteren:
Voorbeeld 1
Uw werknemer
reist op een werkdag van zijn woning naar zijn werk. Hij werkt de hele dag op
dezelfde plek en rijdt 's avonds weer naar huis. In zijn rittenregistratie moet
hij die dag 2 ritten registreren.
Voorbeeld 2
Uw werknemer
reist op een werkdag van zijn woning naar zijn werk. Van zijn werk reist hij
naar klant A, van klant A naar klant B, van klant B naar klant C, van klant C
weer naar zijn werk en aan het einde van zijn werkdag naar huis. Uw werknemer
moet die dag dus 6 ritten registreren.
Let op!
Als uw
werknemer tijdens een zakelijke rit omrijdt, bijvoorbeeld om zijn kind naar de
crèche te brengen, dan heeft die rit een gemengd karakter. De omrijkilometers zijn privékilometers.
Rij-instructeurs
Rij-instructeurs hoeven om praktische redenen per werkdag alleen de begin- en
eindkilometerstand te noteren.
Vereenvoudigde rittenregistratie bestelauto's
Voor
bestelauto's mag u een vereenvoudigde rittenregistratie gebruiken (zie paragraaf
21.4.9).
Overzicht van de gegevens voor een volledig sluitende
rittenregistratie
Autogegevens |
|||||||||
Merk |
Type |
Kenteken |
Beschikkingsperiode |
||||||
|
|
|
Van |
Tot |
|||||
Ritgegevens |
|||||||||
Datum |
Ritnummer1 |
Beginstand |
Eindstand |
Vertrekadres |
|||||
Ritgegevens |
|||
Afwijkende route2 |
Bezoekadres3 |
Privérit?4 |
Privé-omrijkilometers5 |
1.
Nummer de
ritten per dag.
2.
Vul de route
alleen in als die afwijkt van de gebruikelijke route.
3.
Vul het
bezoekadres in als het gaat om een zakelijke rit of als het gaat om een rit met
zakelijke kilometers en privékilometers. Het bezoekadres is in beide gevallen
het zakelijke adres dat u bezoekt.
4.
Vul in of de
rit privé was. Alleen het doel van een rit bepaalt of deze zakelijk of privé
was. Als uw werknemer tijdens zijn werk bijvoorbeeld een bezoek aan de dokter
brengt en daarbij de auto gebruikt om tijd te besparen, geldt dit als een
privérit.
5.
Vul het
aantal privéomrijkilometers in. U vult deze kolom
alleen in als sprake is van een rit met een gemengd karakter.
Zijn er meer
gebruikers per auto, dan moet uit de rittenregistratie blijken welke gebruiker
een rit heeft gemaakt. Dat kan bijvoorbeeld door een extra kolom in de
registratie.
De
rapportages met de bijbehorende documenten vormen de controleerbare
rittenregistratie die als bewijs dient dat uw werknemer maximaal 500 kilometer
privé rijdt. U kunt de juistheid van een rittenregistratie controleren met
bijvoorbeeld kantooragenda's, orderbriefjes, garagenota's en digitale
routeplanners. Deze gegevens moet u ook bij uw loonadministratie bewaren, zodat
u ze kunt laten zien tijdens een onderzoek door ons en wij de gegevens kunnen
controleren.
Rittenregistratiesysteem
De
rittenregistratie kunt u ook geautomatiseerd laten doen met een zogenoemd
rittenregistratiesysteem. Daarmee laat de bestuurder nauwkeurig het aantal
kilometers vastleggen dat hij met de auto heeft gereden. Het systeem legt
automatisch per rit een aantal gegevens vast waarvan u een schriftelijke
rapportage kunt krijgen. Het systeem draagt zo bij aan verminderen van het
administratieve werk. De bestuurder moet zelf wel aangeven of het om een zakelijke
rit of privérit gaat. Daarom blijft het bij een geautomatiseerde registratie
nodig om bijvoorbeeld agenda's en orderbriefjes te bewaren.
Maakt u
gebruik van een systeem met een Keurmerk RitRegistratieSystemen,
dan gaan wij ervan uit dat uw rittenregistratie sluitend is. Wij kunnen nog wel
controleren of een rit zakelijk of privé is.
Als u een
rittenregistratiesysteem gebruikt, moet u aan de volgende voorwaarden voldoen:
21.3.19 Ander bewijs
Een
sluitende rittenregistratie, eventueel met een 'Verklaring geen privégebruik
auto', is een manier om te bewijzen dat uw werknemer met een auto maximaal 500
kilometer per kalenderjaar privé rijdt. Maar uw werknemer is niet aan deze
manier gebonden. Ook andere vormen van bewijs zijn aanvaardbaar. Dit heet de
vrije bewijsleer. We noemen hier enkele vormen die in de praktijk aanvaardbaar
zijn als bewijs en enkele vormen die dat niet zijn.
Aanvaardbaar bewijs
De volgende
manieren zijn aanvaardbaar als bewijs:
Voor
ondersteunend bewijs kunt u (in overleg met ons) ook andere gegevens
vastleggen, bijvoorbeeld werkroosters, vakantieoverzichten, ziekte- en
verlofstaten, garagenota's, schaderapporten, bekeuringen en dergelijke.
Bij een
onregelmatig reispatroon, bijvoorbeeld het reispatroon van een
vertegenwoordiger, moet u vaker aandacht besteden aan de controle van het
autogebruik dan bij een regelmatig reispatroon. In overleg met ons kunt u de
controle steekproefsgewijs doen. Bij een onderzoek door ons moet u aannemelijk
kunnen maken dat u voldoende aandacht hebt besteed aan controle van het
autogebruik.
Onaanvaardbaar bewijs
De volgende
manieren zijn in ieder geval niet aanvaardbaar als bewijs:
21.3.20 Auto's van 15 jaar en ouder
Vanaf het
moment dat een auto 15 jaar of ouder is, vormt de waarde in het economische
verkeer van de auto de grondslag voor de bijtelling privégebruik auto. Het bijtellingspercentage voor alle auto's van 15 jaar en ouder
is 35% in plaats van 25%. Als de auto bijvoorbeeld op 1 mei 15 jaar
oud is, neemt u voor de 1e 4 maanden als grondslag het totaalbedrag van de
cataloguswaarde inclusief btw, de bpm en de
accessoires (zie paragraaf 21.3.9).
Daarna gaat u uit van de waarde in het economische verkeer. Voor de
vaststelling van deze waarde kunnen veilingprijzen een indicatie geven. U kunt
ook kijken naar de taxatiewaarde van de auto voor de verzekering of naar de
actuele kilometer- en leaseprijzen. De waarde in het economische verkeer kan
hoger zijn dan de oorspronkelijke nieuwprijs van de auto.
21.3.21 Bijtelling privégebruik auto voor de
autobranche
Als u
werkgever bent in de autobranche, kan het zijn dat uw werknemers auto's
wisselend gebruiken. Hierdoor kan het moeilijk zijn om de grondslag voor de
bijtelling privégebruik auto vast te stellen. Daarom kunt u de grondslag op een
praktische manier vaststellen met de 'Handreiking bijtelling privégebruik auto
voor de autobranche'. U kunt deze handreiking
downloaden van www.belastingdienst.nl of bestellen bij de BelastingTelefoon: 0800 - 0543.
Toezicht
Telt u bij
op grond van de 'Handreiking bijtelling privégebruik auto voor de autobranche'?
Dan moet u ervoor zorgen dat voor elke werknemer uit uw administratie blijkt op
welke auto de grondslag voor de bijtelling privégebruik auto per dag is
gebaseerd. En waarom u de grondslag op die auto hebt gebaseerd. Daarom moet u
de juistheid en volledigheid van de registratie regelmatig controleren, zodat u
de bijtelling correct in uw aangifte loonheffingen kunt verwerken. In de
'Handreiking toezicht bijtelling privégebruik auto en geen bijtelling
privégebruik auto voor de autobranche' vindt u hiervoor richtlijnen. In deze
handreiking staan ook richtlijnen voor het toezicht dat u moet houden als u
niet bijtelt. U kunt de handreiking
downloaden van www.belastingdienst.nl.
Aantal privékilometers bewijzen
In de
brochure 'Waarde auto's bepalen voor autokostenforfait en tegenbewijs' staat
hoe uw werknemer kan bewijzen dat hij niet meer dan 500 privékilometers met de
auto rijdt. Uw werknemer kan dit document downloaden van www.belastingdienst.nl
of bestellen bij de BelastingTelefoon: 0800 - 0543
.
Autoverhuurbranche: aantal privékilometers bewijzen
Bent u
werkgever in de autoverhuurbranche? Dan hebt u waarschijnlijk werknemers die
verschillende personenauto's uit het verhuurwagenpark tot hun beschikking
hebben voor uitsluitend de volgende werkzaamheden:
Voor u en
deze werknemers (hikers) is het bijhouden van een
rittenregistratie vaak een grote last. Om praktische redenen mag u daarom het
bewijs voor het aantal gereden privékilometers leveren met een verbod op
privégebruik en op gebruik voor woon-werkverkeer van de personenauto's van uw
zaak. Daarbij gelden de volgende voorwaarden:
U kunt een Voorbeeldovereenkomst
verbod op privégebruik en gebruik woon-werkverkeer ter beschikking gestelde
personenauto's downloaden van www.belastingdienst.nl.
21.3.22 Gevolgen bijtelling voor loongerelateerde
regelingen
De
bijtelling privégebruik auto heeft ook invloed op loongerelateerde regelingen
zoals de gebruikelijkloonregeling (zie paragraaf 16.1),
de 30%-regeling (zie paragraaf 17.4)
en de afdrachtvermindering zeevaart (zie paragraaf 25.2).
Door de bijtelling privégebruik auto zijn er ook gevolgen voor bijvoorbeeld de
zorg- en huurtoeslag.
Privégebruik
auto geldt niet voor de pensioenopbouw. Dit betekent dat over de bijtelling
privégebruik auto geen pensioen mag worden opgebouwd.
21.3.23 Verwerking privégebruik auto in de aangifte
loonheffingen
Per
loontijdvak telt u bij het loon van uw werknemer een tijdsevenredig deel van de
bijtelling privégebruik auto. Dat bedrag boekt u in kolom 4 van de loonstaat.
De eigen bijdrage voor privégebruik auto van uw werknemer vermeldt u ook in
kolom 4 van de loonstaat als negatief bedrag.
Bij de
werknemersgegevens in de aangifte loonheffingen vermeldt u het loon waarover u
de loonheffingen hebt berekend. Daarnaast vermeldt u de volgende gegevens:
Het kan zijn
dat u een auto aan uw werknemer ter beschikking hebt gesteld, maar geen
privégebruik auto bij zijn loon telt. In dit geval moet u in de aangifte
loonheffingen 1 van de volgende codes vermelden:
Deze code gebruikt u ook voor een bestelauto die uitsluitend geschikt is
voor vervoer van goederen (zie paragraaf 21.4.4),
of die uw werknemer buiten werktijd niet kan gebruiken (zie paragraaf 21.4.3).
21.3.24 Stroomschema ter beschikking gestelde
personenauto
Gebruik het
stroomschema hierna als u een personenauto aan uw werknemer ter beschikking
stelt.
Let op!
In het
stroomschema gelden de CO2-uitstootgrenzen alleen voor personenauto's met een
datum 1e tenaamstelling in 2014. Zie paragraaf 21.3.5
en 21.3.6
voor informatie over personenauto's met een eerdere datum 1e tenaamstelling.
21.4 Reizen met een bestelauto van de zaak
Als u aan uw
werknemer een bestelauto ter beschikking stelt, geldt een bijzondere regeling
voor het privégebruik. Hierbij geldt hetzelfde als voor het ter beschikking
stellen van een personenauto (zie paragraaf 21.3),
maar voor bestelauto's zijn er daarnaast aanvullende regels. Die regels vindt u
in dit gedeelte. De volgende onderwerpen komen aan de orde:
De
'Handreiking bijtelling privégebruik auto voor de autobranche' kunt u als
werkgever in de autobranche ook toepassen voor bestelauto's (zie paragraaf 21.3.21).
Let op!
21.4.1 Begrip 'bestelauto'
Onder een
bestelauto verstaan wij een auto met een laadruimte die niet is ingericht voor
het vervoer van personen en die is voorzien van een laadvloer. De auto moet
voldoen aan de inrichtingseisen voor de laadruimte van een bestelauto en moet
met rijbewijs B bestuurd mogen worden.
21.4.2 Verbod privégebruik bestelauto
Als u een
bestelauto ter beschikking stelt waarvoor u privégebruik verbiedt, geldt de
bijtelling privégebruik auto niet. U moet dan wel voldoen aan de volgende
voorwaarden:
In overleg
met VNO-NCW en EVO hebben wij een voorbeeldafspraak gemaakt waarmee u uw verbod
op privégebruik schriftelijk kunt vastleggen. U kunt de voorbeeldafspraak
downloaden van www.belastingdienst.nl.
Als u de
voorbeeldafspraak niet gebruikt of als u deze wijzigt, kan het zijn dat de
schriftelijke vastlegging van uw verbod niet (meer) voldoet. Om dit te
voorkomen kunt u uw afspraak voor goedkeuring voorleggen aan
Belastingdienst/kantoor Doetinchem/Landelijk Coördinatiecentrum Auto, Postbus
843, 7600 AV Almelo.
Bij een
verbod op privégebruik van een bestelauto is de regeling voor privégebruik auto
niet van toepassing. Een verbod op privégebruik van een bestelauto geeft u in
de aangifte loonheffingen toch aan met code 1 (Afspraak via werkgever met
Belastingdienst).
21.4.3 Gebruik bestelauto buiten werktijd niet
mogelijk
Kan uw
werknemer een ter beschikking gestelde bestelauto niet buiten werktijd
gebruiken, dan geldt de bijtelling privégebruik auto niet. Dat is bijvoorbeeld
zo bij een bestelauto die uw werknemer buiten werktijd op uw bedrijfsterrein
zet, waarbij controleerbaar is dat privégebruik niet mogelijk is.
21.4.4 Bestelauto (bijna) uitsluitend geschikt voor
vervoer van goederen
Is een ter
beschikking gestelde bestelauto (bijna) uitsluitend geschikt voor vervoer van
goederen, dan geldt de bijtelling privégebruik auto niet. Dat is bijvoorbeeld
zo bij een auto met alleen een bestuurdersstoel als de bevestigingspunten van
de passagiersstoel zijn weggeslepen of dichtgelast. Als uw werknemer deze auto
privé gebruikt, is de waarde in het economische verkeer van het privégebruik
loon. Die waarde is het aantal privékilometers vermenigvuldigd met de
kilometerprijs van de bestelauto. De kilometerprijs bestaat uit de kosten per
kilometer van de auto aan brandstof, onderhoud, reparatie, afschrijving,
motorrijtuigenbelasting en verzekering. De waarde in het economische verkeer
vermindert u met de eigen bijdrage van uw werknemer voor het privégebruik van
de bestelauto. De uitkomst mag niet negatief zijn. Uw werknemer hoeft voor deze
bestelauto geen rittenregistratie bij te houden.
21.4.5 Berekening van de bijtelling
Voor de
berekening van de bijtelling privégebruik auto gelden dezelfde regels als voor
een personenauto (zie paragraaf 21.3.9).
Dat is niet zo als het kenteken van de bestelauto is toegekend vóór
1 juli 2005. Dan moet u uitgaan van de grondslag voor de bijtelling
privégebruik auto, inclusief de btw en zonder de bpm.
Deze grondslag is in de regel inclusief de accessoires die 'af fabriek' of door
de dealer of de importeur zijn aangebracht vóór de datum van de toekenning van
het kenteken, ongeacht of u de auto dan al aan uw werknemer ter beschikking
hebt gesteld.
Accessoires
die waren vrijgesteld voor de bpm, tellen ook mee
voor de vaststelling van de grondslag voor de bijtelling privégebruik auto.
Voor bestelauto's waarvan het kenteken is toegekend voor
1 januari 2003, tellen accessoires die op de dag van toekenning van
het kenteken werden aangebracht ook mee.
21.4.6 Doorlopend afwisselend gebruik bestelauto
Het kan zijn
dat 2 of meer werknemers door de aard van het werk een bestelauto doorlopend
afwisselend gebruiken. In principe moet u ook dan gebruikmaken van de normale
regeling voor privégebruik auto (zie paragraaf 21.3.2).
Maar in deze situatie kan het bezwaarlijk zijn de regeling individueel toe te
passen. In dat geval moet u eindheffing toepassen voor het privégebruik.
Voorbeeld 1
Een bedrijf
heeft 3 bestelauto's en 7 monteurs. Bij een melding gebruiken ze willekeurig 1
van de beschikbare bestelauto's. In deze situatie is sprake van doorlopend
afwisselend gebruik en moet u eindheffing toepassen.
Voorbeeld 2
2 van uw
werknemers hebben ieder een bestelauto. Ze besluiten deze auto's dagelijks te
ruilen. Er is nu geen sprake van doorlopend afwisselend gebruik. Eindheffing is
voor deze bestelauto's niet mogelijk. Er is ook geen sprake van doorlopend
afwisselend gebruik als werknemer A een bestelauto de ene week gebruikt en
werknemer B de volgende week.
De
eindheffing is op jaarbasis een vast bedrag van € 300 per bestelauto. Bij
een loontijdvak van 1 maand geeft u dan in elke aangifte loonheffingen
€ 25 per bestelauto aan (zie paragraaf 24.8).
De toepassing van de eindheffing geeft u in de aangiften loonheffingen aan met
code 5 (Doorlopend afwisselend gebruik bestelauto). Bij deze eindheffing hoeft
uw werknemer geen rittenregistratie bij te houden.
21.4.7 Verklaring geen privégebruik auto
Voor een
bestelauto mag uw werknemer geen 'Verklaring geen privégebruik auto' aanvragen,
als hij:
Zie
paragraaf 21.3.16
voor informatie over de 'Verklaring geen privégebruik auto'.
21.4.8 Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik
bestelauto
Heeft uw
werknemer een bestelauto van de zaak die hij uitsluitend zakelijk
(dus: 0 kilometer privé) gebruikt? Dan kunt u namens uw werknemer de
'Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto' bij ons indienen. Vanaf de
ingangsdatum van de verklaring:
Heeft een
werknemer voor een bestelauto een 'Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik
bestelauto'? Dan kunt u voor die werknemer voor die bestelauto geen andere
regeling voor bestelauto's gebruiken.
Verklaring indienen
U dient de
'Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto' in namens uw werknemer.
Dat doet u digitaal via het beveiligde gedeelte van onze internetsite. Na het
verzenden maakt u een afdruk van de verklaring. Deze laat u door uw werknemer
ondertekenen en bewaart u bij de loonadministratie. De verklaring is voor
onbepaalde tijd geldig. U en uw werknemer krijgen allebei van ons een
ontvangstbevestiging van de verklaring.
Vanaf de
ingangsdatum van de verklaring mag uw werknemer de bestelauto niet privé
gebruiken. Als wij de bestelauto bij een controle op een ongebruikelijk
tijdstip of op een bijzondere locatie aantreffen, kunnen wij u en uw werknemer
vragen het zakelijke karakter van de rit aan te tonen. Bewaar bewijsstukken
daarom goed.
Wat u moet weten over de verklaring
Heeft uw
werknemer een 'Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto', dan is het
volgende van belang:
'Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto'
niet mogelijk
In een
aantal gevallen kunt u voor uw werknemer geen 'Verklaring uitsluitend zakelijk
gebruik bestelauto' indienen:
Verklaring op verzoek van uw werknemer intrekken
In de
volgende situaties moet uw werknemer u vragen de 'Verklaring uitsluitend
zakelijk gebruik bestelauto' in te trekken:
U trekt de
verklaring namens uw werknemer in. Dat doet u digitaal met het formulier
'Intrekking verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto'. U vindt dit
formulier op het beveiligde gedeelte van onze internetsite. Na het verzenden
maakt u een afdruk van de intrekking van de verklaring. Deze laat u door uw
werknemer ondertekenen en bewaart u bij de loonadministratie. Zowel u als uw
werknemer krijgen daarna van ons een ontvangstbevestiging waarin staat dat de
'Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto' is ingetrokken.
Voor het
niet of niet op tijd intrekken van de 'Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik
bestelauto' kunnen uw werknemer en u een boete krijgen van maximaal
€ 4.920.
Als u de
verklaring intrekt voordat uw werknemer de bestelauto privé gebruikt, gaan wij
ervan uit dat hij in de periode waarin hij de verklaring had, geen
privékilometers met de bestelauto heeft gereden. De werknemer kan dan een
'Verklaring geen privégebruik auto' bij ons aanvragen en vanaf die datum alsnog
een rittenregistratie bijhouden.
Verklaring op eigen initiatief intrekken
Het kan
voorkomen dat u weet of vermoedt dat uw werknemer de bestelauto toch privé
gebruikt, maar hij de verklaring niet wil intrekken. In dat geval moet u dat
aan ons melden. U stuurt dan een brief naar:
Belastingdienst/kantoor Doetinchem/Landelijk Coördinatiecentrum Auto
Antwoordnummer 367
7600 VB Almelo
In de brief
legt u uit waarom u vermoedt of weet dat uw werknemer privé rijdt. Daarnaast
vermeldt u:
Uw werknemer
kan dan van ons een beschikking krijgen, waarin staat dat wij de verklaring
intrekken en per wanneer. Uw werknemer kan hiertegen bezwaar maken. Daarnaast
kan uw werknemer een naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen,
premies werknemersverzekeringen en eventueel bijdrage Zvw
krijgen voor de periode waarin hij de beschikking had over de bestelauto. In
dat geval krijgt u van ons bericht vanaf wanneer u de bijtelling privégebruik
bestelauto bij het loon van de werknemer moet tellen.
Als u weet
dat uw werknemer privé rijdt met de bestelauto, moet u vanaf dat moment
rekening houden met de bijtelling voor privégebruik auto. Als u vermoedt dat er
sprake is van privégebruik, wacht u na uw melding onze beslissing af.
Naheffingsaanslag en boete
Kunt u of uw
werknemer het zakelijke gebruik niet aantonen? Dan gaan wij ervan uit dat uw
werknemer meer dan 500 kilometer per jaar privé met de bestelauto heeft
gereden. Uw werknemer krijgt een naheffingsaanslag loonbelasting/premie
volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen en bijdrage Zvw voor de periode waarover u ten onrechte niets hebt
bijgeteld voor het privégebruik van de bestelauto. Uw werknemer krijgt ook een
boete.
Hebt u niet
voldaan aan uw meldingsplicht? Of hebt u toestemming gegeven voor het
privégebruik van de bestelauto? Dan moet u uw aangifte over 2014 corrigeren.
Voor aangiftetijdvakken van 2013 en eerder dient u losse correcties in en
krijgt u een naheffingsaanslag. U kunt ook een boete krijgen. De
loonbelasting/premie volksverzekeringen en de bijdrage Zvw
verhaalt u op uw werknemer. Doet u dat niet, dan moet u dit voordeel als loon
van de werknemer belasten. Als u gebruikmaakt van de werkkostenregeling,
mag u dit loon ook als eindheffingsloon onderbrengen
in uw vrije ruimte.
Voorbeeld: gedeeltelijk privégebruik auto
Een
werknemer start bij u op 1 maart. Omdat de nieuwe bestelauto nog niet
beschikbaar is, krijgt hij de 1e maand een personenauto tot zijn beschikking.
Uw werknemer dient een 'Verklaring geen privégebruik auto' in en houdt een
rittenregistratie bij. In maart rijdt hij 60 kilometer privé.
Per
1 april krijgt de werknemer de nieuwe bestelauto tot zijn
beschikking. Hij geeft aan ons door dat de 'Verklaring geen privégebruik auto'per 1 april moet worden ingetrokken. Op
1 april dient u namens hem de 'Verklaring uitsluitend zakelijk
gebruik bestelauto' in met als ingangsdatum 5 april. Uw werknemer houdt nog 4
dagen een rittenregistratie bij, rijdt geen privékilometers met de bestelauto
en stopt daarna met het bijhouden van de rittenregistratie. Hij bewaart zijn
agenda met afspraken. U bewaart alle werkbonnen, zodat u altijd kunt aantonen
welke ritten uw werknemer heeft gemaakt.
Per
1 november krijgt uw werknemer een andere functie. Bij de functie
hoort een personenauto, die uw werknemer ook graag privé wil gebruiken. Hij
moet u vragen de 'Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto' per
1 november in te trekken, omdat hij de bestelauto dan niet meer tot
zijn beschikking heeft. Als uw werknemer privé gaat rijden zonder rittenregistratie
bij te houden, moet u per 1 november bijtellen voor de personenauto.
En uw werknemer krijgt een naheffingsaanslag loonbelasting/premie
volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen en bijdrage Zvw voor de periode van maart tot november.
Om dit te
voorkomen vraagt uw werknemer meteen weer een 'Verklaring geen privégebruik
auto' aan en houdt hij vanaf 1 november weer een rittenregistratie
bij. Hij berekent hoeveel privékilometers hij tot 1 januari kan
rijden. In totaal mag hij dit jaar 416 (10/12 van 500) kilometer privé rijden,
omdat hij pas vanaf 1 maart een auto van u tot zijn beschikking had.
In maart reed hij al 60 kilometer privé. In de periode van
1 november tot 1 januari kan hij dus nog maximaal 356
kilometer privé rijden, zonder belasting te hoeven betalen voor het
privégebruik van de ter beschikking gestelde auto's.
Per
1 januari van het nieuwe jaar laat uw werknemer de 'Verklaring geen
privégebruik auto' door ons intrekken, omdat hij meer dan 500 kilometer privé
gaat rijden met de personenauto. U rekent de bijtelling privégebruik auto tot
het loon van de werknemer.
21.4.9 Vereenvoudigde rittenregistratie
U mag de
bijtelling privégebruik bestelauto achterwege laten als blijkt dat uw werknemer
op kalenderjaarbasis maximaal 500 kilometer privé rijdt. U mag de bijtelling
ook achterwege laten als u van uw werknemer een kopie van zijn 'Verklaring geen
privégebruik auto' hebt gekregen. In beide situaties kan de werknemer het
bewijs met een rittenregistratie leveren. Hierin moet hij elke zakelijke rit en
elke privérit registreren.
Als uw
werknemer door de aard van de werkzaamheden (vaak) veel ritten op een dag
heeft, kan het bijhouden van een rittenregistratie een grote administratieve en
financiële last zijn voor u en uw werknemer, omdat de zakelijke ritten tijdens
werktijd worden bijgehouden. In dit geval kan om praktische redenen het bewijs
met een vereenvoudigde rittenregistratie geleverd worden. Hierbij geldt de
voorwaarde dat u met uw werknemer schriftelijk hebt afgesproken dat:
In overleg
met de organisaties VNO-NCW, EVO, Uneto-Vni, Fosag en Bouwend Nederland hebben wij een voorbeeldafspraak
gemaakt waarmee u de afspraak schriftelijk kunt vastleggen. In de toelichting
bij de voorbeeldafspraak staat hoe de vereenvoudigde rittenregistratie
eruitziet. U kunt deze voorbeeldafspraak
downloaden van www.belastingdienst.nl.
Als u de
voorbeeldafspraak niet gebruikt of als u deze wijzigt, kan het zijn dat de
schriftelijke vastlegging van de afspraak niet (meer) voldoet. Om dit te
voorkomen kunt u uw afspraak voor goedkeuring voorleggen aan
Belastingdienst/kantoor Doetinchem/Landelijk Coördinatiecentrum Auto, Postbus
843, 7600 AV Almelo.
21.4.10 Stroomschema ter beschikking gestelde
bestelauto
Gebruik het
stroomschema hierna als u een bestelauto aan uw werknemer ter beschikking
stelt.
Let op!
In het
stroomschema gelden de CO2-uitstootgrenzen alleen voor bestelauto's met een
datum 1e tenaamstelling in 2014. Zie paragraaf 21.3.5
en 21.3.6
voor meer informatie over bestelauto's met een eerdere datum 1e tenaamstelling.
21.5 Reizen met een ander vervoermiddel van de zaak
Als u een
ander vervoermiddel dan een personen- of bestelauto aan uw werknemer ter
beschikking stelt, zoals een motor, bromfiets, (elektrische) scooter of
(elektrische) fiets, is de waarde in het economische verkeer van het
privégebruik loon van uw werknemer. Deze waarde is het aantal privékilometers
vermenigvuldigd met de werkelijke kilometerprijs en verminderd met de eigen
bijdrage van uw werknemer voor het privégebruik. De kilometerprijs bestaat uit
de kosten per kilometer van een vervoermiddel aan brandstof, onderhoud,
reparatie, afschrijving, motorrijtuigenbelasting en verzekering. De waarde kan
niet negatief zijn. Bij de berekening van het aantal privékilometers zijn de
kilometers voor woon-werkverkeer zakelijk. Zie paragraaf 21.7.3
voor meer informatie over de ter beschikking gestelde fiets.
Let op!
Maakt u
gebruik van de werkkostenregeling, dan mag u dit loon
ook als eindheffingsloon onderbrengen in uw vrije
ruimte.
Als u een
vervoermiddel ter beschikking stelt aan uw werknemer, is er sprake van vervoer
vanwege de werkgever. Een kilometervergoeding is dan loon van uw werknemer (zie
paragraaf 21.9).
Let op!
Een auto of
een ander vervoermiddel kan een werkplek zijn als een werknemer daarin werkt en
u arboverantwoordelijk bent voor dat vervoermiddel
(zie paragraaf 20.2.1).
21.6 Reizen met een taxi, boot of vliegtuig
Als uw
werknemer voor zijn werk met een taxi, boot of vliegtuig reist, mag u de
werkelijke reiskosten onbelast vergoeden. Voor deze vervoermiddelen geldt de
maximale onbelaste vergoeding van € 0,19 per kilometer dus niet. Voor deze
vervoermiddelen mag u ook geen onbelaste vaste vergoeding geven.
Let op!
Maakt u
gebruik van de werkkostenregeling, dan is het onbelast
vergoeden van de werkelijke reiskosten een gerichte vrijstelling. U moet de
vergoeding dan wel aanwijzen als eindheffingsloon,
bijvoorbeeld door deze in uw administratie op te nemen als eindheffingsloon.
Als u boot-
of vliegtickets verstrekt aan uw werknemer voor reizen voor zijn werk, is dat
onbelast. Er is dan sprake van vervoer vanwege de werkgever. U mag dan geen
onbelaste kilometervergoeding aan uw werknemer betalen (zie paragraaf 21.9).
Een eventuele vergoeding is dan loon van uw werknemer. Als u gebruikmaakt van
de werkkostenregeling, mag u dit loon ook als eindheffingsloon onderbrengen in uw vrije ruimte.
21.7 Fietsen
In deze
paragraaf leest u welke regels gelden als u een fiets aan uw werknemer
vergoedt, verstrekt of ter beschikking stelt.
In deze
paragraaf komt aan bod:
21.7.1 Fiets vergoeden
U maakt gebruik van de werkkostenregeling
Vergoedt u
aan uw werknemer (een deel van) de aanschafprijs van een fiets die hij heeft
gekocht? Dan is die vergoeding loon van de werknemer. Maar u mag dit loon ook
als eindheffingsloon onderbrengen in uw vrije ruimte.
U mag uw
werknemer een onbelaste (vaste) vergoeding (gerichte vrijstelling) betalen voor
zakelijke reizen waarvoor hij de fiets gebruikt, als u de vergoeding als eindheffingsloon aanwijst. Dat kunt u bijvoorbeeld doen
door de vergoeding als eindheffingsloon op te nemen
in uw administratie (zie paragraaf 21.1.1
en 21.1.2).
Zie paragraaf
21.10.1
voor informatie over het vergoeden van stallingskosten
en het ter beschikking stellen van een stallingsplaats.
U maakt gebruik van vrije vergoedingen en
verstrekkingen
Heeft uw
werknemer zelf een fiets gekocht voor het woon-werkverkeer, dan kunt u de
aankoopprijs van de fiets tot maximaal € 749 onbelast vergoeden als aan de
volgende voorwaarden is voldaan:
Als u meer
vergoedt dan € 749, is het meerdere loon.
Let op!
Als u de
aankoopprijs van een fiets in delen vergoedt, begint de termijn van 3
kalenderjaren – het jaar van aankoop van de fiets door de werknemer en de 2
volgende kalenderjaren – bij de 1e deelvergoeding.
U mag uw
werknemer een onbelaste (vaste) vergoeding betalen voor zakelijke reizen
waarvoor hij de fiets gebruikt (zie paragraaf 21.1.1
en 21.1.2).
Zie
paragraaf 21.10.1
voor informatie over het vergoeden van stallingskosten
en het ter beschikking stellen van een stallingsplaats.
21.7.2 Fiets verstrekken
U maakt gebruik van de werkkostenregeling
Hebt u aan
uw werknemer een fiets verstrekt, dan wordt uw werknemer eigenaar van de fiets.
De factuurwaarde of de waarde in het economische verkeer van de fiets is loon
van uw werknemer. Maar u mag dit loon ook als eindheffingsloon
onderbrengen in uw vrije ruimte.
U mag uw
werknemer een onbelaste (vaste) vergoeding (gerichte vrijstelling) betalen voor
zakelijke reizen waarvoor hij de fiets gebruikt, als u de vergoeding als eindheffingsloon aanwijst. Dat kunt u bijvoorbeeld doen
door de vergoeding als eindheffingsloon op te nemen
in uw administratie (zie paragraaf 21.1.1
en 21.1.2).
Zie
paragraaf 21.10.1
voor informatie over het vergoeden van stallingskosten
en het ter beschikking stellen van een stallingsplaats.
U maakt gebruik van vrije vergoedingen en
verstrekkingen
Hebt u aan
uw werknemer een fiets voor woon-werkverkeer verstrekt, dan wordt uw werknemer
eigenaar van de fiets. U hoeft niets bij het loon te tellen als aan de volgende
voorwaarden is voldaan:
Als de
waarde van de fiets in het economische verkeer hoger is dan € 749, is het
meerdere loon.
Let op!
De termijn
van 3 kalenderjaren begint op het moment waarop u de fiets verstrekt.
U mag aan uw
werknemer een onbelaste (vaste) vergoeding betalen voor zakelijke reizen waarvoor
hij de fiets gebruikt (zie paragraaf 21.1.1
en 21.1.2).
Zie
paragraaf 21.10.1
voor informatie over het vergoeden van stallingskosten
en het ter beschikking stellen van een stallingsplaats.
21.7.3 Ter beschikking stellen van een fiets
U maakt gebruik van de werkkostenregeling
Als u een
fiets aan uw werknemer ter beschikking stelt, dan blijft de fiets uw eigendom.
U hoeft niets bij het loon te tellen als uw werknemer de fiets alleen gebruikt voor
reizen voor het werk. Gebruikt hij de fiets ook privé? Dan is de waarde in het
economische verkeer van het privégebruik loon van de werknemer. Deze waarde is
het aantal privékilometers vermenigvuldigd met de kilometerprijs. De
kilometerprijs bestaat uit de kosten per kilometer van de fiets aan
elektriciteit, onderhoud, reparatie, afschrijving en verzekering. Een eigen
bijdrage van uw werknemer voor het privégebruik trekt u van de waarde in het
economische verkeer af. Als dat een negatief bedrag oplevert, mag u dat niet
van het loon aftrekken.
Bij de
berekening van het aantal privékilometers telt u de kilometers voor
woon-werkverkeer niet mee: dit zijn zakelijke kilometers. Onder
woon-werkverkeer vallen ook de kilometers die uw werknemer in de loop van een
werkdag rijdt tussen de plek van het werk en zijn woning, bijvoorbeeld de
kilometers om thuis te lunchen.
U mag uw
werknemer geen vaste onbelaste vergoeding betalen voor zakelijke reizen
waarvoor hij de fiets gebruikt, omdat er sprake is van vervoer vanwege de
werkgever (zie paragraaf 21.9).
Zie
paragraaf 21.10.2
voor informatie over het vergoeden van stallingskosten
en het ter beschikking stellen van een stallingsplaats.
U maakt gebruik van vrije vergoedingen en
verstrekkingen
Hebt u aan
uw werknemer voor woon-werkverkeer een fiets ter beschikking gesteld, dan
blijft de fiets uw eigendom. U hoeft niets bij het loon te tellen als de
catalogusprijs (inclusief btw) niet hoger is dan € 749. U mag hiervoor in
het kalenderjaar en de 2 voorafgaande kalenderjaren geen fiets hebben vergoed,
verstrekt of ter beschikking gesteld. Als de catalogusprijs van de fiets hoger
is dan € 749, moet u de waarde van het privégebruik (zie paragraaf 21.5)
tot het loon rekenen.
Let op!
De termijn
van 3 kalenderjaren begint op het moment waarop u de fiets ter beschikking
stelt.
U mag aan uw
werknemer geen onbelaste (vaste) vergoeding betalen voor reizen waarvoor hij de
fiets gebruikt, omdat er sprake is van vervoer vanwege de werkgever (zie
paragraaf 21.9).
Zie
paragraaf 21.10.2
voor informatie over het vergoeden van stallingskosten
en het ter beschikking stellen van een stallingsplaats.
21.7.4 Met de fiets samenhangende zaken en
fietsverzekering
U maakt gebruik van de werkkostenregeling
Een
vergoeding voor of een verstrekking van met de fiets samenhangende zaken en een
fietsverzekering is loon van de werknemer. Maar u mag dit loon ook als eindheffingsloon onderbrengen in uw vrije ruimte.
Voorbeelden
van zaken die met de fiets samenhangen, zijn: een regenpak, reparatiekosten,
een extra slot of een steun voor de tas. Als u een fiets ter beschikking stelt,
is de vergoeding van de reparatiekosten, een extra slot of een steun voor de
tas geen loon, maar een vergoeding voor intermediaire kosten. Een regenpak dat
u aan uw werknemer ter beschikking stelt, is wel loon van uw werknemer.
U maakt gebruik van vrije vergoedingen en
verstrekkingen
U mag aan uw
werknemer bij elkaar voor maximaal € 82 per kalenderjaar onbelast
vergoeden of verstrekken voor met de fiets samenhangende zaken. Voorbeelden van
zaken die met de fiets samenhangen, zijn: een regenpak, reparatiekosten, een
extra slot of een steun voor de tas. Verder mag u ook een fietsverzekering
onbelast vergoeden of verstrekken. Voorwaarde is dat uw werknemer de fiets
gebruikt op meer dan de helft van het aantal dagen dat hij voor
woon-werkverkeer reist. Zaken die uw werknemer ook zonder de fiets gebruikt,
zoals warme kleding, mag u niet onbelast vergoeden of verstrekken.
Als u een
fiets ter beschikking stelt, is de vergoeding van de reparatiekosten, een extra
slot of een steun voor de tas geen loon, maar een vergoeding voor intermediaire
kosten.
21.7.5 Stroomschema fiets
Als u gebruikmaakt van de werkkostenregeling
Gebruik dit
stroomschema als uw werknemer met de fiets reist.
Als u gebruikmaakt van vrije vergoedingen en
verstrekkingen
Gebruik dit
stroomschema als uw werknemer met de fiets reist.
21.8 Carpoolregeling
Het kan zijn
dat uw werknemer 1 of meer collega's in de auto meeneemt naar het werk, het
zogenoemde carpoolen. Voor de vraag welke onbelaste reiskostenvergoedingen u
dan kunt betalen, onderscheiden we de volgende situaties:
21.8.1 Uw werknemer reist met een eigen auto
U mag aan uw
werknemer de onbelaste maximale vergoeding van € 0,19 per kilometer
betalen. Onder de werkkostenregeling is dit een
gerichte vrijstelling. U moet de vergoeding dan wel aanwijzen als eindheffingsloon, bijvoorbeeld door deze in uw
administratie op te nemen als eindheffingsloon (zie
paragraaf 21.1.1
en 21.1.2).
Als u het
carpoolen zelf organiseert en regelt dat uw werknemer 1 of meer collega's
ophaalt, moet hij misschien omrijden. Dan mag u uw werknemer ook voor de omrijkilometers een onbelaste vergoeding betalen van
maximaal € 0,19 per kilometer. Voor de collega's die meerijden, is er
sprake van vervoer vanwege de werkgever (zie paragraaf 21.9).
U mag aan hen geen onbelaste vergoeding betalen.
Als uw
werknemer zélf besluit om 1 of meer collega's mee te
nemen, mag u ook aan die collega('s) een onbelaste vergoeding betalen van
maximaal € 0,19 per kilometer. U mag dan aan uw werknemer die rijdt, geen
onbelaste vergoeding betalen voor eventuele omrijkilometers,
omdat deze kilometers een privékarakter hebben.
Let op!
U
organiseert het carpoolen niet zelf als u bijvoorbeeld voor uw werknemers een
belangstellingsregistratie bijhoudt. En ook niet als u uw werknemers vraagt om
aan u door te geven hoe zij het carpoolen hebben georganiseerd.
21.8.2 Uw werknemer reist met een auto van de zaak
Als uw
werknemer met een auto van de zaak reist, is voor hem sprake van vervoer
vanwege de werkgever. U mag hem dan geen onbelaste reiskostenvergoeding betalen
(zie paragraaf 21.9).
Als u zelf
organiseert dat uw werknemer in de auto van de zaak 1 of meer collega's
meeneemt, is er ook voor die collega('s) sprake van vervoer vanwege de
werkgever. Dan mag u ook aan hen geen onbelaste reiskostenvergoeding betalen.
Als uw
werknemer zelf besluit 1 of meer collega's mee te nemen in de auto van de zaak,
mag u aan die collega('s) wel een onbelaste reiskostenvergoeding van maximaal
€ 0,19 per kilometer betalen. Onder de werkkostenregeling
is dit een gerichte vrijstelling. U moet de vergoeding dan wel aanwijzen als eindheffingsloon, bijvoorbeeld door deze in uw
administratie op te nemen als eindheffingsloon.
21.9 Vervoer vanwege de werkgever
In de
volgende situaties is er sprake van vervoer vanwege de werkgever:
U mag in
deze situaties geen onbelaste kilometervergoeding betalen. Als u een vergoeding
betaalt, is deze loon van uw werknemer. Als u gebruikmaakt van de werkkostenregeling, mag u dit loon ook als eindheffingsloon onderbrengen in uw vrije ruimte.
21.10 Parkeergelegenheid
In deze
paragraaf leest u met welke regels u rekening moet houden als u aan uw
werknemer parkeergelegenheid vergoedt, verstrekt of ter beschikking stelt. Het
maakt daarbij uit of:
In beide
situaties moet u vervolgens kijken waar de parkeergelegenheid zich bevindt: in
of bij de woning van uw werknemer of bij de plek van het werk. Bij een
parkeergelegenheid kunt u denken aan een (vaste) parkeerplaats, parkeerdek,
garage of oprijlaan voor een auto, maar ook aan een stallingsruimte
voor een motor of een fiets. De plek van het werk kan de vaste arbeidsplaats
van uw werknemer zijn, maar ook het adres van een klant.
21.10.1 Uw werknemer reist met een eigen vervoermiddel
U maakt gebruik van de werkkostenregeling
Parkeren bij
de woning van de werknemer
Het
vergoeden, verstrekken en ter beschikking stellen van parkeergelegenheid in of
bij de woning van uw werknemer is belast.
Parkeren bij
het werk: parkeren op de werkplek
Gebruiken uw
werknemers een parkeerplaats of garage op uw bedrijfsterrein? Dan maken deze
ruimten deel uit van de werkplek (zie paragraaf 20.2.1).
U hebt hier arboverantwoordelijkheid. Het parkeren is
onbelast (nihilwaardering).
Parkeren bij
het werk: parkeren op andere plekken
Voor andere
parkeerplaatsen en garages die uw werknemers gebruiken, hebt u in het algemeen
geen arboverantwoordelijkheid. Het vergoeden,
verstrekken of ter beschikking stellen van parkeergelegenheid bij het werk,
bijvoorbeeld met een parkeerkaart voor het parkeren bij een klant, is in deze
gevallen loon van de werknemer voor zover dit loon samen met een
kilometervergoeding van u (of een vast bedrag) hoger is dan € 0,19 per
kilometer (zie paragraaf 21.1.4).
Deze parkeervoorzieningen waardeert u op de waarde in het economische verkeer
of de factuurwaarde. Maar u mag dit loon ook als eindheffingsloon
onderbrengen in uw vrije ruimte.
U maakt gebruik van vrije vergoedingen en
verstrekkingen
Parkeren bij
de woning van de werknemer
Het
vergoeden, verstrekken en ter beschikking stellen van parkeergelegenheid in of
bij de woning van uw werknemer is belast.
Parkeren bij
het werk
Het
vergoeden of verstrekken van een parkeergelegenheid in of bij de plek van het
werk is loon met een bestemmingskarakter (zie paragraaf 24.9)
voor zover deze vergoeding en een kilometervergoeding van u (of een vast
bedrag) samen hoger zijn dan € 0,19 per kilometer (zie paragraaf 21.1.4).
Het ter beschikking stellen van een parkeergelegenheid bij de plek van het werk
is onbelast. Denk hierbij aan een parkeerkaart voor het parkeren bij de vaste
plek van het werk van uw werknemer of bij het adres van een klant.
21.10.2 Uw werknemer reist met een vervoermiddel van
de zaak
Bij het
vergoeden, verstrekken en ter beschikking stellen van een parkeergelegenheid of
stalling geldt het volgende:
21.11 Reiskosten voor periodiek gezinsbezoek
Vergoedt u
reiskosten aan werknemers die verblijven in de plaats waar ze werken (bijvoorbeeld
op kamers of intern) en periodiek hun gezin bezoeken? Dan geldt voor deze
reiskostenvergoeding hetzelfde als voor andere zakelijke reizen (zie paragraaf 21.1
en 21.2).
Als uw werknemer een eigen vervoermiddel gebruikt, mag u hem dus maximaal
€ 0,19 per kilometer onbelast vergoeden. Als uw werknemer per taxi, boot
of vliegtuig reist, mag u de werkelijke reiskosten onbelast vergoeden (zie
paragraaf 21.6).
Reiskosten zeevarenden
Uw
werknemers die als kapitein, scheepsofficier of scheepsgezel werken op een
zeeschip, maken reizen met een eigen vervoermiddel tussen de woning of de
verblijfsplaats aan de wal en de ligplaats van het schip. De
reiskostenvergoedingen aan deze zeevarenden voor reizen tussen de woning of
verblijfplaats aan de wal en de ligplaats van het schip zijn onbelast tot
maximaal € 0,19 per kilometer.
Als de
partner of de kinderen die tot het gezin horen van deze zeevarenden, reizen
maken tussen de woning of de verblijfplaats van uw werknemer aan de wal en het
schip, mag u deze reiskosten tot maximaal € 0,19 per kilometer onbelast
vergoeden aan de werknemer. Dat mag alleen als het schip voor zeer korte tijd
in de haven van Duinkerken of Hamburg ligt of in 1 van de havens die in de
kuststrook daartussen liggen.
Let op!
Als u een
hogere vergoeding dan € 0,19 per kilometer aan uw werknemer betaalt, is
het meerdere loon van de werknemer. Als u gebruikmaakt van de werkkostenregeling, mag u dit loon ook als eindheffingsloon onderbrengen in uw vrije ruimte.
21.12 Tijdelijk ander vervoer door wegwerkzaamheden
U maakt gebruik van de werkkostenregeling
Maakt uw
werknemer gebruik van tijdelijk, speciaal georganiseerd, vervoer van werknemers
bij wegwerkzaamheden? Dan is de reiskostenvergoeding die u daarvoor betaalt,
loon van de werknemer. Maar u mag dit loon ook als eindheffingsloon
onderbrengen in uw vrije ruimte.
U maakt gebruik van vrije vergoedingen en
verstrekkingen
Voor
tijdelijk, speciaal georganiseerd, vervoer van werknemers bij wegwerkzaamheden
geldt een algemene regeling. Voorwaarde is dat het bedrijfsleven en de overheid
samen de kosten van dit vervoer betalen. Daarbij moet de overheid meer dan de
helft van de kosten betalen. Het vervoer kan met het bestaande openbaar vervoer
gebeuren, maar ook met bijvoorbeeld shuttlebussen tussen een station en de
plekken(en) van het werk. Het recht op het speciaal georganiseerde vervoer is
voor maximaal 24 maanden onbelast voor de loonheffingen. Als uw werknemer een
onbelaste reiskostenvergoeding krijgt, mag u deze na het begin van de
werkzaamheden maximaal 24 maanden onbelast doorbetalen.